Wat is een uiterste wilsbeschikking? (WPNR 2019/7249)
06-09-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. J.B. Vegter
In art. 4:42 lid 1 BW wordt de uiterste wilsbeschikking als volgt omschreven: “Een uiterste wilsbeschikking is een eenzijdige rechtshandeling waarbij een erflater een beschikking maakt die eerst werkt na zijn overlijden en die in dit Boek is geregeld of in de wet als zodanig wordt aangemerkt”. In lid 2 is vervolgens bepaald, dat de erflater een uiterste wilsbeschikking steeds eenzijdig kan herroepen. In de genoemde omschrijving van de uiterste wilsbeschikking wordt niet alleen verondersteld dat voor de geldigheid van de rechtshandeling de wilsverklaring van één persoon voldoende is, maar tevens dat aan deze wilsverklaring gedurende het leven van de erflater geen werking toekomt. Het feit dat de wilsverklaring steeds herroepelijk is, vormt geen wezenskenmerk van de uiterste wilsbeschikking maar is een gevolg daarvan. Art. 4:42 BW kan alleen goed worden doorgrond als wij dit artikel in relatie denken tot twee andere wetsbepalingen, namelijk art. 4:4 lid 2 BW (verbod van overeenkomst tot beschikking over een niet opengevallen nalatenschap) en art. 7:177 BW (schenking die de strekking heeft dat zij na het overlijden van de schenker wordt uitgevoerd).
In het artikel volgt eerst een korte samenvatting van de heersende leer over het rechtskarakter van de uiterste wilsbeschikking onder het oude recht. Voorts maakt de auteur duidelijk dat de schenking ter zake des doods (een meerzijdige rechtshandeling) nimmer kan kwalificeren als een uiterste wilsbeschikking. De vraag die nog overblijft is hoe de schenking ter zake des doods zich verhoudt tot het in art. 4:4 lid 2 BW opgenomen verbod te beschikken over een nog niet opengevallen nalatenschap. Het artikel verbiedt slechts overeenkomsten die strekken tot beschikking over nog niet opengevallen nalatenschappen in hun geheel of over een evenredig deel daarvan. De wet kent nu een duidelijk stelsel waarin de uiterste wilsbeschikking, de schenking ter zake des doods en de overeenkomst over niet opengevallen nalatenschap ieder hun eigen afgebakende positie hebben. De wetgever heeft in art. 4:42 lid 1 BW tot uitdrukking gebracht dat boek 4 een gesloten stelsel van uiterste wilsbeschikkingen kent. Volgens de wetgever wordt de wenselijkheid van een gesloten stelsel bepaald door twee factoren. Aan de ene kant door de vraag of de bijzondere gevolgen die de wet aan bepaalde rechten verbindt, het gewenst maakt het aantal typen te beperken. Aan de andere kant door de vraag of de toegelaten typen voldoende ruim zijn om aan allerlei uiteenlopende behoeften te voldoen.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2019/7249.
Naar literatuur overzicht