De verkeerde wilsrechten (JBN 2011/40)
03-08-2011 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. W.D. Kolkman
De auteur bespreekt in deze bijdrage de uitspraak van het Hof Amsterdam van 3 mei 2011, LJN BQ4751. Het hof had in deze zaak te oordelen over een uiterste wil uit januari 2003, waarin de wilsrechten als bedoeld in art. 4:19 en 4:20 BW waren uitgesloten. Hier werd echter een vergissing begaan; de bedoeling van erflater was juist de wilsrechten van art. 4:21 en 4:22 BW uit te sluiten. Na het overlijden van erflater hebben zijn kinderen de fout vlot in de gaten en beroepen zij zich op art. 4:21 BW. De notaris te wiens overstaan de uiterste wil is verleden laat bij een collega een akte opmaken, waarin hij verklaart dat van een kennelijke misslag in de zin van art. 45 lid 2 Wna sprake is. De vraag die nu aan de orde komt is: wie laat het recht de dupe zijn van de vergissing van de notaris? De Rechtbank Amsterdam besliste op 4 februari 2009, LJN BI2605, dat de bewoordingen van het testament duidelijk zijn en slechts voor één uitleg vatbaar. De kinderen trekken aan het langste eind. Tot verbazing van de auteur heeft het Hof Amsterdam het vonnis van de rechtbank thans bekrachtigd.
Naar literatuur overzicht