Bezitsperiode BOF van (meer dan) aanmerkelijk belang! (FBN 2019/39)
22-08-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. J.M. Bom en Mr. M.A.W.M. Wesselink
De op grond van art. 35d SW vereiste bezitsperiode van één jaar voorafgaand aan het overlijden en vijf jaar voorafgaand aan de schenking (‘de bezitseis’), leidt soms tot onbedoelde en/of onverwachte effecten bij de toepassing van de bedrijfsopvolgingsfaciliteit voor erf- en schenkbelasting. In dit artikel worden enkele situaties besproken die in de (advies)praktijk soms onderbelicht blijven. De juiste toepassing van dit bezitsvereiste is daarom naar overtuiging van de auteurs van groot belang. De auteurs besteden in dit verband aandacht aan de volgende voorbeelden:
- de erflater of schenker heeft het ondernemingsvermogen binnen de bezitsperiode verkregen op grond van huwelijksvermogensrecht;
- de erflater of schenker heeft het vermogen door schenking of vererving verkregen onder toepassing van een tweetrapsregeling;
- het ondernemingsvermogen wordt in de heffing betrokken door een fictiebepaling, zoals art. 10 of art. 12 SW;
- het aandelenbezit wijzigt gedurende de bezitsperiode of de onderneming die door de vennootschap wordt gedreven muteert door investering en/of overname.
Zolang de wetgever en/of beleidsmakers geen corrigerende maatregelen hebben genomen, beoogt dit artikel om de praktijkbeoefenaren – zowel aan de kant van de belastingplichtigen als aan de kant van de Belastingdienst – handvatten te bieden om hiermee rekening te houden, om de wet in lijn met de bedoeling daarvan te kunnen toepassen.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2019/39.
Naar literatuur overzicht