De waardering van de ODV in de civiele en fiscale nalatenschap (Estate Planner Digitaal 2019/7)
15-08-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. M.M.J. Schuurman-van Nifterik
De wetgever heeft voor de oudedagsvoorziening (ODV) getracht aansluiting te zoeken bij de bancaire lijfrente. Volgens art. 38p Wet LB 1964 vererft de ODV-aanspraak krachtens erfrecht. In art. 38p Wet LB 1964 zijn voorwaarden opgenomen om de vererfde ODV zuiver te houden. De wettekst van art. 38p Wet LB 1964 riep de nodige vragen op. In een tweetal handreikingen heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioen uiteengezet in welke situaties de ODV zuiver blijft als deze vererft. Uit de Handreikingen blijkt dat de huidige basis-testamentvormen voldoen in de situaties, waarbij de ODV-aanspraak moet overgaan op de partner. Indien de ODV toekomt aan de langstlevende op basis van de ouderlijke boedelverdeling, wettelijke verdeling en quasi-wettelijke verdeling blijft de ODV zuiver. In klassieke vruchtgebruiktestamenten wordt de langstlevende niet tot erfgenaam benoemd. De langstlevende echtgenoot verkrijgt dan alleen het vruchtgebruik van de nalatenschap (en dus ook alleen het vruchtgebruik van de ODV) en dat leidt wel tot het onzuiver worden van de ODV-aanspraak. In minder gangbare situaties, waarbij de ODV moet toekomen aan een ander dan de langstlevende echtgenoot, een (aanvankelijk) niet-erfgenaam of een van de erfgenamen, biedt een legaat al dan niet tegen inbreng van de waarde een uitkomst. Hierbij geldt als groot attentiepunt dat de legataris wel tot erfgenaam moet zijn benoemd door de erflater, zij het dat dat voor een minimaal (erf)deel mag zijn. Ter verkrijging van zekerheid voor de nabestaanden mag de begunstiging ook in de ODV-overeenkomst worden geregeld, mits deze begunstiging exact overeenstemt met verkrijging op basis van het testament. De ODV wordt dan verkregen op grond van een derdenbeding. De ODV-gerechtigde (met zijn fiscaal adviseur en notaris) moet gedurende de looptijd van de ODV zeer alert blijven op het handhaven van deze samenhang. Zonder nadere regeling in de ODV-overeenkomst valt het recht op ODV-uitkeringen in de nalatenschap en gaat het over op erfgenamen of legatarissen krachtens erfrecht. Inmiddels zijn de eerste ODV-gerechtigden overleden en komen we voor de vraag te staan hoe het recht op de ODV-uitkeringen moet worden gewaardeerd ter bepaling van de (fiscale) nalatenschap. Ervan uitgaande dat het recht op de ODV-uitkeringen conform de wet en de Handreikingen is verkregen, lijkt dit op het eerste gezicht een overbodige vraag. Immers, de ODV is dan vrijgesteld van erfbelasting op grond van art. 38p lid 4 Wet LB 1964 jo. art. 32 lid 3 SW. De berekende waarde van de ODV is gelijk aan de vrijgestelde waarde. Als de ODV echter toekomt aan de langstlevende echtgenoot op grond van de wettelijke verdeling, blijkt dit geen overbodige vraag te zijn. De waarde van de ODV behoort tot de nalatenschap en de onderbedelingsvordering van de kinderen is mede afhankelijk van de waarde van de ODV. Welke waarde is dit en is er nog een verschil tussen de civiele en fiscale waarde? Op deze problematiek gaat de auteur in dit artikel in.
Het online vakblad Estate Planner Digitaal verschijnt zes maal per jaar en bevat artikelen over actuele onderwerpen op het gebied van estate planning.
Naar literatuur overzicht