De vereffening van nalatenschappen in ontwikkeling (FTV 2019/5)
22-07-2019 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. J.W.A. Biemans
In dit artikel wordt aan de hand van drie recente arresten van de Hoge Raad ingegaan op de vereffening van nalatenschappen. De bespreking vindt plaats tegen de achtergrond van de Faillissementswet, waar twee van de drie uitspraken naar verwijzen.
Ondanks de introductie van de regeling per 1 januari 2003 is de vereffening van nalatenschappen pas relatief recent (de laatste vijf jaren ongeveer) in de belangstelling komen te staan in de praktijk, de rechtspraak en de literatuur. De beantwoording van principiële vragen door de Hoge Raad is dan ook zeer gewenst. Gelukkig heeft de Hoge Raad in 2017 en 2018 inhoudelijke oordelen gegeven. Deze arresten worden in dit artikel besproken. Het gaat om HR 19 mei 2017 (verdeling voor vereffening), HR 4 mei 2018 (kosteloze vereffening en opheffing van de vereffening) en HR 21 december 2018 (verzet tegen uitdelingslijst).
Wat zijn de belangrijkste conclusies die uit deze arresten kunnen worden getrokken? De belangrijkste conclusie is dat de tweede en derde uitspraak van de Hoge Raad passen in een tendens waarbij in het kader van de vereffening van de nalatenschap steeds meer wordt aangesloten bij het faillissementsrecht. Boek 4 BW en de parlementaire geschiedenis verwijzen op verschillende plaatsen naar de Faillissementswet. Ook in de Richtlijn Vereffening nalatenschappen wordt aangeknoopt bij het beleid van rechters-commissarissen in de zogenaamde Recofa-richtlijnen waar het gaat om de vaststelling van het loon van de vereffenaars. De eerste uitspraak laat echter zien dat in de gevallen waarin een nalatenschap positief is en vereffend wordt overeenkomstig de bepalingen van afd. 4.6.3 BW (Vereffening van de nalatenschap) andere spelregels kunnen gelden dan in een faillissement. In een faillissement zou het ondenkbaar zijn dat goederen worden afgegeven aan de gefailleerde voordat de faillissementsboedel is afgewikkeld en alle schuldeisers zijn betaald. Hetzelfde geldt voor een insolvente nalatenschap. Voor een nalatenschap met een positief saldo die vereffend wordt, geldt dat uitgangspunt in beginsel ook, maar bestaan daarop ook uitzonderingen. De uitspraken geven daarmee aan dat de vereffening van de nalatenschap verschillende kanten kan uitgaan. Nieuwe rechtspraak van de Hoge Raad kan antwoorden geven op de (vele) openstaande vragen die nog bestaan met betrekking tot de vereffening van nalatenschappen.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2019/5/21.
Naar literatuur overzicht