Let bij een ODV ook op de erfbelasting (FTV 2019/5)
22-07-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. F.A.M. Schoenmaker
Onlangs heeft het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen in twee ‘handreikingen’ (Handreiking ODV-aanspraken en overlijden, april 2018, en Handreiking oudedagsverplichting en vererving van de termijnen, mei 2018) aangegeven welke testamenten voldoen aan de eisen die worden gesteld bij een oudedagsverplichting. Er wordt echter niet ingegaan op de negatieve gevolgen die deze ‘goedgekeurde’ testamenten kunnen hebben voor de erfbelasting. De handreikingen geven immers alleen een antwoord op de vraag of wordt voldaan aan de vereisten van een ‘zuivere’ ODV. Er wordt niet ingegaan op de mogelijke gevolgen van de erfbelasting indien erfrechtelijke geldvorderingen ontstaan die verband houden met de ODV-aanspraak. Hierdoor bestaat de mogelijkheid dat de erfbelastingvrijstelling (art. 32 lid 1 sub 5 jo. lid 3 SW en art. 38p lid 4 Wet LB) feitelijk (deels) verdampt, zoals we dat bijvoorbeeld kennen bij de ondernemingsfaciliteiten in de Successiewet en de landgoedfaciliteit in de Natuurschoonwet. Hier schuilt dus mogelijk een flinke adder onder het gras waardoor het voor dga’s van belang is om dit mee te nemen bij het opstellen van een testament. Om te vermijden dat de ODV-aanspraak niet volledig is vrijgesteld van erfbelasting zou de dga in zijn testament kunnen bepalen dat de ODV-aanspraak wordt gelegateerd aan de echtgeno(o)t(e) en/of de kinderen zonder dat de waarde ervan hoeft te worden ingebracht in de nalatenschap. Overigens heeft een legaat aan de kinderen fiscaal nog als voordeel dat er geen pensioenimputatie plaatsvindt, waardoor de partnervrijstelling in de erfbelasting niet wordt verkleind.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel FTV 2019/5/18.
Naar literatuur overzicht