Verwerping van een nalatenschap namens een minderjarige erfgenaam in internationale gevallen (KWEP 2019/10)
04-07-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. J.G. Knot
Aanleiding voor dit artikel is de beschikking van de kantonrechter van rechtbank Midden-Nederland van 29 maart 2018. In deze zaak werd de kantonrechter op grond van art. 4:193 lid 1 BW verzocht machtiging te verlenen voor het verwerpen van een nalatenschap namens de twee minderjarige kinderen van de verzoekers. Bijzonder aan de zaak was dat het de nalatenschap van een erflaatster betrof die haar laatste gewone verblijfplaats in Duitsland had en dat de nalatenschap als gevolg daarvan door Duits recht werd beheerst. De kantonrechter worstelt met de vraag of hij bevoegd is om van het machtigingsverzoek kennis te nemen en met de (vervolg)vraag aan de hand van welk recht hij het verzoek moet beoordelen. Uit vier latere uitspraken blijkt dat deze vragen vaker in de Nederlandse rechtspraktijk aan de orde komen.
Eerst worden de casusposities van de bedoelde vijf uitspraken kort uiteengezet. Vervolgens komt de vraag aan de orde hoe de kwestie van de rechterlijke machtiging binnen het IPR dient te worden gekwalificeerd. De besproken rechtspraak laat zien dat de beoordeling van rechtsmacht en toepasselijk recht ten aanzien van de rechterlijke machtiging in nalatenschappen met grensoverschrijdende elementen uiteenloopt. Een aantal rechters past hierop de ErfVo toe, maar ook het HKbV 1996 en (voor de rechtsmacht) het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vinden toepassing. Dit onderscheid is terug te voeren op een verschil in kwalificatie. In het IPR dient een rechtsverhouding steeds door middel van kwalificatie te worden ondergebracht in een bepaalde verwijzingscategorie, om vervolgens daarop de voor die categorie geldende IPR-regelingen toe te passen. Niet alleen de goedkeuring van een verdelingsovereenkomst namens een minderjarige maar ook de rechterlijke machtiging tot verwerping namens een minderjarige in het IPR moet worden gekwalificeerd als een kwestie van ouderlijke verantwoordelijkheid en kinderbescherming, en niet als een kwestie van erfrecht. De rolverdeling tussen erfrecht en ouderlijke verantwoordelijkheid/kinderbescherming is als volgt. Het toepasselijke erfrecht bepaalt welke mogelijkheden een erfgenaam (meerder- of minderjarig) heeft op het vlak van aanvaarding, beneficiaire aanvaarding, verwerping enz. van een nalatenschap. Bovendien bepaalt het toepasselijke erfrecht ook waar en hoe een dergelijke verklaring dient te worden afgelegd. Is de erfgenaam een minderjarige, dan is het echter het op de ouderlijke verantwoordelijkheid/kinderbescherming toepasselijke recht dat vervolgens bepaalt of aan de aanvaarding of verwerping van een nalatenschap door of namens de minderjarige nadere voorwaarden worden gesteld, bijvoorbeeld ten aanzien van een rechterlijke machtiging.
In de daaropvolgende paragrafen komen de rechtsmacht en het toepasselijke recht concreet aan de orde, waarbij onderscheiden wordt tussen de situatie dat de minderjarige zijn gewone verblijfplaats in Nederland heeft en die waarin dat niet het geval is. Als op grond van art. 4 ErfVo een buitenlandse rechter bevoegd is ten aanzien van de erfopvolging en op grond van art. 21 of 22 ErfVo buitenlands erfrecht toepasselijk is, wil dit niet zeggen dat de Nederlandse rechter niet bevoegd is tot afgifte van een rechterlijke machtiging naar Nederlands recht. Het enkele feit dat Nederlands erfrecht van toepassing is, betekent voorts niet dat altijd een rechterlijke machtiging in de zin van art. 4:193 lid 1 BW noodzakelijk is, noch dat de Nederlandse rechter steeds tot verlening daarvan bevoegd is. De kwalificatie van de rechterlijke machtiging als kwestie van ouderlijke verantwoordelijkheid/kinderbescherming maakt dat de gewone verblijfplaats van de minderjarige centraal staat bij de bepaling van zowel de rechtsmacht als het toepasselijke recht. Dat doet recht aan het belang van het kind.
Wanneer u een abonnement heeft op KWEP via Kluwer Navigator, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel KWEP 2019/10.
Naar literatuur overzicht