De omstandigheden van artikel 4 lid 1 AWR (Estate Planner Digitaal 2019/4)
21-06-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. K.M.L.L. van de Ven
De fiscale woonplaats van natuurlijke personen wordt volgens art. 4 lid 1 AWR beoordeeld aan de hand van ‘omstandigheden’. Bij deze omstandigheden gaat het om de materiële werkelijkheid, waarbij het aan de rechter is om te beoordelen welke omstandigheden in het individuele geval van belang zijn; de wetgever heeft namelijk geen bijzondere betekenis willen toekennen aan bepaalde categorieën omstandigheden, zoals de sociale of economische binding met een land. Vanwege het feitelijke karakter van de beoordeling is de rechtspraak voornamelijk die van feitenrechters. Dat neemt niet weg dat zo nu en dan procedures waarin de woonplaatsbepaling van art. 4 lid 1 AWR speelt, in cassatie aan de Hoge Raad worden voorgelegd. In dit artikel besteedt de auteur aandacht aan het beleid van de Belastingdienst ten aanzien van het vaststellen van de fiscale woonplaats. Daarnaast wordt ingegaan op een procedure waarin de omstandigheden, genoemd in art. 4 lid 1 AWR, zijn gebruikt in het kader van de eigenwoningregeling.
Het online vakblad Estate Planner Digitaal verschijnt zes maal per jaar en bevat artikelen over actuele onderwerpen op het gebied van estate planning.
Naar literatuur overzicht