Partners en de eigen woning (VFP 2019/44)
10-05-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. R. Stam
Partners kunnen in de aangifte inkomstenbelasting gemeenschappelijke inkomensbestanddelen onder elkaar verdelen in de verhouding die zij kiezen. Daartoe behoren de belastbare inkomsten uit eigen woning. In dit artikel staat de verdeling van de belastbare inkomsten uit eigen woning centraal. Daar is namelijk wat mee aan de hand. De op handen zijnde wijzigingen in de heffing van inkomstenbelasting kunnen ertoe leiden dat partners een andere keuze dan voorheen moeten maken ter optimalisatie van het belastingvoordeel.
De auteur begint met een korte uiteenzetting van het begrip ‘fiscaal partner’. Fiscale partners kunnen de belastbare inkomsten uit eigen woning toedelen in elke verhouding die zij maar willen. Alleen het saldo van inkomsten en aftrekbare kosten is tussen partners te verdelen. In de ‘klassieke situatie’, de situatie die zich sinds 2001 heeft voorgedaan, wordt het doorgaans negatieve saldo toebedeeld aan de meestverdienende partner. Zodoende wordt immers het grootst mogelijke fiscale voordeel behaald. Dit werkt overigens niet altijd, bijvoorbeeld als de aftrek vanwege geen of geringe eigenwoningschuld wordt toegepast (de Hillen-aftrek).
De komende jaren zijn er enkele ontwikkelingen te verwachten, die van belang zijn voor de eigenwoningregeling en de toedeling van de belastbare inkomsten uit eigen woning. Als eerste noemt de auteur de tariefdaling in box 1. Een tweede ontwikkeling ligt in de Hillen-aftrek. Voorts is de ontwikkeling van de tariefcorrectie relevant. De auteur werkt deze ontwikkelingen uit aan de hand van voorbeelden. Tot 2023 is het alsdan een kwestie van rekenen. Het fiscale voordeel van kostenaftrek neemt af bij toerekening aan de meestverdienende partner. Op enig moment – uiterlijk 2023 – levert toerekening aan de minstverdienende partner fiscaal meer voordeel op.
Wanneer u een abonnement heeft op VFP via Kluwer Navigator, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel VFP 2019/44.
Naar literatuur overzicht