Cultuurgoederen en estate planning (KWEP 2018/27)
22-03-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. R.J. Nieuwland
Cultuurgoederen (kunstvoorwerpen of verzamelingen daarvan) kunnen deel uitmaken van een nalatenschap. Gezien de huidige weerstand bij een deel van de jonge generatie tegen bruin (mahonie) en blauw (porselein) belandt een deel daarvan uiteindelijk op de veiling. Het totaal van veilingcommissie en erfbelasting (maximaal 20% voor verkrijgers in tariefgroep 1) betekent een aanzienlijke kostenpost voor de verkrijgers, nog afgezien uiteraard van de vraag of de veilingopbrengst voldoende is om de erfbelasting te kunnen voldoen. Een vrij onbekende regeling is het betalen van erfbelasting met cultuurgoederen, waarbij tevens een bonus van 20% van de waarde wordt verleend. In dit artikel gaat de auteur nader op deze regeling in, mede met het oog op estate planning. Allereerst wordt de wet aangehaald en komen de formaliteiten aan bod.
Aan het Ministerie van Financiën is de vraag voorgelegd of de regeling ook van toepassing kan zijn als tot de nalatenschap cultuurgoederen behoren en de langstlevende echtgenote bij een wettelijke verdeling de erfbelasting dient te voldoen over de waarde van de onderbedelingsvorderingen van de kinderen. Deze vraag is bevestigend beantwoord. In dit geval betrof het weliswaar een wettelijke verdeling, maar gelet op de ratio van de regeling lijkt deze ook in vergelijkbare situaties van toepassing waarin erfgenamen een niet-opeisbare geldvordering uit de nalatenschap ontvangen zoals bij een (partiële) ouderlijke boedelverdeling, een (keuze-)legaat tegen inbreng van de waarde en een quasi-wettelijke verdeling. Aangezien laatstgemelde situaties niet in de brief worden genoemd, wordt geadviseerd deze situaties veiligheidshalve voor te leggen aan het Ministerie van Financiën.
In het verlengde van de vraag die is voorgelegd aan het ministerie, kan de vraag worden gesteld of de regeling ook kan worden toegepast als tot een nalatenschap van een overleden echtgenoot een vordering behoort op de langstlevende echtgenoot op grond van een (niet-nagekomen) periodiek of finaal verrekenbeding en de hoogte van de vordering mede afhankelijk is van cultuurgoederen die behoren tot het vermogen van de langstlevende. Een estate planner zal zich dan ook tijdig deze vraag moeten stellen en zonodig van tevoren overleg moeten plegen met het Ministerie van Financiën over het al dan niet van toepassing zijn van de regeling.
Wanneer u een abonnement heeft op KWEP via Kluwer Navigator, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel KWEP 2018/27.
Naar literatuur overzicht