Wet herziening partneralimentatie: de maximale termijn bij jonge kinderen (WPNR 2019/7230)
19-03-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. F.M.H. Hoens
Op 11 december 2018 nam de Tweede Kamer het wetsvoorstel ‘Wet herziening partneralimentatie’ aan. In dit artikel aandacht voor de nieuwe maximale duur van de door de rechter vast te stellen alimentatie bij scheidingen met kinderen jonger dan twaalf jaar. Krachtens art. 1:156 BW (nieuw) is de rechter die een uitkering tot levensonderhoud vaststelt, gebonden aan de termijnen van art. 1:157 BW (nieuw). Die termijn is gelijk aan de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaren (art. 1:157 lid 1 BW (nieuw)). Krachtens lid 4 eindigt, in afwijking van die hoofdregel, de verplichting tot het verstrekken van levensonderhoud niet eerder dan op het tijdstip waarop de uit het huwelijk van de echtgenoten geboren kinderen de leeftijd van twaalf jaren hebben bereikt. Die tekst is bij de tweede nota van wijziging tot stand gekomen. In het afstammingsrecht heeft het woord ‘uit’, in de zin van geboren ‘uit een huwelijk’, een dermate specifieke betekenis dat het interessant is om te bekijken wat er door de aanpassing precies is veranderd. Deze uitwerking laat zien dat het ‘kindbegrip’ in art. 1:157 lid 4 BW (nieuw) verduidelijking en aanpassing behoeft. Verduidelijking omdat ter voorkoming van uitlegdiscussies art. 1:157 lid 4 BW (nieuw) in lijn moet worden gebracht met het gemoderniseerde afstammingsrecht. Aanpassing aangezien de ratio van de verlengde partneralimentatieduur met zich brengt dat die niet alleen in het belang kan zijn van een juridisch, maar ook van een ‘ander’ kind. De auteur geeft vervolgens een voorstel tot aanpassing van art. 1:157 lid 4 BW (nieuw).
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2019/7230.
Naar literatuur overzicht