Kosteloze vereffening en opheffing: een verboden combinatie! (JBN 2019/2)
14-03-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. J.M. van Anken
Een te vereffenen nalatenschap kan een zodanig tekort vertonen dat de kosten die vereffening met zich brengen een niet te rechtvaardigen last vormen. In dat geval is het mogelijk om kosteloze behandeling of zelfs opheffing van de vereffening te verzoeken. Recentelijk heeft de Hoge Raad (HR 4 mei 2018, ECLI:NL:HR:2018:681) duidelijk gemaakt dat die twee verzoeken niet met elkaar te verenigen zijn. In deze bijdrage gaat de auteur in op de achtergrond en de gevolgen daarvan.
In het geval een nalatenschap vereffend moet worden en de waarde van de activa zodanig deficitair is dat de vereffeningskosten niet uit de nalatenschap kunnen worden bestreden, bevindt de vereffenaar zich in een weinig benijdenswaardige situatie. Doorgaan met de werkzaamheden dient geen enkel doel meer – de schuldeisers (en de kosten van zijn eigen werkzaamheden) kunnen toch niet worden betaald – maar zomaar stoppen behoort ook niet tot de mogelijkheden. Opheffen dan maar, met het nadeel dat voor een opheffingsverzoek griffierechten verschuldigd zijn. Moet de vereffenaar die dan uit eigen zak betalen om van zijn taak bevrijd te worden? In de praktijk is het aantreffen van een zodanig tekort aanleiding geweest tot het verzoeken van zowel de kosteloze behandeling als opheffing van de vereffening.
Allereerst gaat de auteur in op het wettelijk kader van de vereffening, de kosteloze behandeling en opheffing. Omdat kosteloze behandeling impliceert dat de vereffening wordt voortgezet, terwijl opheffing inhoudt dat de vereffening wordt beëindigd, ligt het in wezen alleszins voor de hand dat niet kan worden verzocht om toepassing van beide maatregelen in één en dezelfde vereffening. Dat heeft de Hoge Raad dan ook duidelijk voor het voetlicht gebracht in de uitspraak: de rechtsfiguren zien op uiteenlopende situaties en zijn gericht op het verwezenlijken van tegengestelde doelen. De Hoge Raad geeft de praktijk evenwel een duidelijk richtsnoer: voor een verzoek tot opheffing is géén griffierecht verschuldigd.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel JBN 2019/2.
Naar literatuur overzicht