Vormt het creëren van een beperkte huwelijksgemeenschap van een bankrekening een schenking? (FBN 2019/3)
08-02-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. T.C. Hoogwout
In dit artikel worden kort de schenking, gift en het aangaan van de huwelijksgoederengemeenschap besproken. Vervolgens worden gememoreerd de arresten van de Hoge Raad uit 1959 (BNB 1959/122) en 1971 (BNB 1971/94 en BNB 1971/95) inzake het wijzigen van de huwelijkse voorwaarden tijdens huwelijk en de besluiten van de Staatssecretaris hierover. Daarna komt de uitspraak van Rechtbank Gelderland van 20 september 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:4043, aan de orde. De problematiek van deze uitspraak is van toepassing op beperkte gemeenschappen (bijvoorbeeld van eigen woning en inboedel) of op de algehele gemeenschap van goederen waarop bij huwelijkse voorwaarden uitzonderingen zijn gemaakt. De auteur legt kort uit dat de begrippen schenking en gift civiel- en fiscaalrechtelijk gelijk zijn. Wanneer civielrechtelijk geen sprake is van een schenking, is daar fiscaalrechtelijk ook geen sprake van. Heffing van schenkbelasting dient alsdan op grond van een fictie plaats te vinden. Vervolgens bespreekt de auteur het begrip boedelmenging en de arresten van de Hoge Raad ten aanzien van het aangaan van een algehele gemeenschap van goederen tijdens huwelijk. De auteur concludeert dat nooit de vraag is beantwoord of het aangaan van een huwelijk een gift kan zijn. In het besluit van 29 maart 2018, nr. 2018-45958, is aangegeven dat het aangaan van een huwelijk in de wettelijke beperkte gemeenschap dan wel algehele gemeenschap van goederen geen schenking is. In genoemde rechtbankuitspraak is de omvang van het vermogen van de echtgenoten niet alledaags (150 miljoen euro van de man en 1 miljoen euro van de vrouw), en evenmin het aangaan van de beperkte gemeenschap van goederen van de specifiek genoemde bank- en effectenrekening en de schulden die daarop betrekking hebben krachtens huwelijkse voorwaarden, gemaakt voorafgaand aan het huwelijk. De man stort een bedrag van 10 miljoen euro op de gezamenlijke bankrekening van de echtgenoten. De inspecteur legt de vrouw een aanslag schenkbelasting 2008 op voor een verkrijging van 5 miljoen euro. De rechtbank oordeelt dat er geen rechtvaardiging is om deze beperkte gemeenschap van goederen anders te behandelen dan een algehele gemeenschap van goederen, nu nog geen voltooide waardeverschuiving heeft plaatsgevonden. De Belastingdienst betoogde echter dat de echtgenoten hadden gehandeld alsof ieder van de echtgenoten recht had op de helft van het saldo op de rekening. Telkens wanneer één echtgenoot geld van de rekening haalde, was de andere echtgenoot gerechtigd eenzelfde bedrag op te nemen. Volgens de rechtbank is ook ten aanzien van deze handelingen geen sprake van een schenking. De echtgenoten hadden namelijk niet de vrije beschikking over dit opgenomen geld, aangezien er bij een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap sprake is van het onverdeelde eigendom van het geheel. De auteur behandelt voorts het verschil tussen een huwelijksvermogensrechtelijke gemeenschap van een bankrekening en een en/of rekening.
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel FBN 2019/3.
Naar literatuur overzicht