Erfrechtelijke moeilijkheden op het gebied van het internationaal privaatrecht (WPNR 2019/7222)
25-01-2019 | Categorie: Literatuur
Prof. mr. P. Vlas
Onder de titel ‘Erfrechtelijke moeilijkheden op het gebied van het internationaal privaatrecht’ verscheen in het WPNR van december 1936 een bijdrage van prof. mr. E.M. Meijers in vier afleveringen. De conflictregel voor het erfrecht waarvan Meijers uitging, was de nationale wet van de erflater. Hij wees erop dat de afwikkeling van de boedel een onderwerp is, waarbij de nationaliteit van de erflater onverschillig is: "de belangen van de schuldeischers en de eischen van het verkeer treden op den voorgrond". De auteur bespreekt wat erover gebleven is van deze splitsing tussen kwesties die betrekking hebben op, kort gezegd, de vererving en op de afwikkeling.
Net zoals het geval is in het IPR-huwelijksvermogensrecht, geldt ook in het Nederlandse IPR-erfrecht een ‘conflictenkalender’. Voor Nederland heeft vanaf 1 oktober 1996 tot 17 augustus 2015 het Haags Erfrechtverdrag 1989 gegolden. Nalatenschappen die in de genoemde periode zijn opengevallen, worden wat het toepasselijke erfrecht betreft beheerst door dit verdrag. Het Haags Erfrechtverdrag 1989 is uitsluitend van toepassing op kwesties die met de vererving verband houden en niet op kwesties van vereffening en verdeling van de nalatenschap. Voor deze laatste kwesties gelden art. 10:149 en 150 BW. Met de komst van de Europese Erfrechtverordening (ErfVo) kwam aan deze splitsing tussen vererving en vereffening een einde. Op nalatenschappen die op of na 17 augustus 2015 zijn opengevallen, moet de ErfVo worden toegepast. Anders dan het Haags Erfrechtverdrag 1989 is de ErfVo wél van toepassing op kwesties van vereffening en verdeling. Het Haags Erfrechtverdrag 1989 is door Nederland opgezegd per 1 april 2015. Onder deErfVo wordt bij gebreke van rechtskeuze de erfopvolging in haar geheel beheerst door het recht van de staat waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had. De erflater kan een rechtskeuze uitbrengen, maar uitsluitend voor het recht van de staat waarvan hij, hetzij op het moment van de rechtskeuze hetzij op het moment van overlijden, de nationaliteit bezit. Zowel in het geval dat de erflater een rechtskeuze heeft uitgebracht als in het geval dat een rechtskeuze ontbreekt en de objectieve conflictregel van art. 21 ErfVo moet worden toegepast, geldt dat het aldus aangewezen recht de gehele nalatenschap beheerst en van toepassing is op alle erfrechtelijke kwesties, dus óók op de vereffening en verdeling. In de meeste gevallen zal de regel dat één wet van toepassing is op vererving en afwikkeling niet tot problemen leiden. Er is in de ErfVo ook een koppeling (Gleichlauf) tussen rechterlijke bevoegdheid en toepasselijk recht. In het geval van een geschil zijn op grond van de algemene bevoegdheidsregel van art. 4 ErfVo bevoegd de gerechten van de lidstaat waar de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats had. Het toepasselijke recht is – bij gebreke van rechtskeuze door de erflater – de wet van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater (art. 21 ErfVo). In het geval dat de erflater een rechtskeuze heeft uitgebracht, kunnen zich problemen voordoen. Het gekozen recht is dan immers óók op de vereffening en de verdeling van toepassing.
In art. 29 ErfVo is een bijzondere regel gegeven voor benoeming van beheerders van de nalatenschap en hun bevoegdheden in de situatie dat de erflater zijn laatste gewone verblijfplaats in een lidstaat heeft die behoort tot de common law (Ierland, Verenigd Koninkrijk) en overeenkomstig art. 22 ErfVo een rechtskeuze heeft uitgebracht voor het recht van een andere staat (een saisineland). In de gevallen waarin de erflater heeft gekozen voor zijn nationale recht en dat recht geen saisine kent maar een gerechtelijke afwikkelingsprocedure, kunnen fricties ontstaan met het recht van de laatste gewone verblijfplaats van de erflater of met het recht van het land van ligging van goederen van de nalatenschap. Veel kan al worden opgelost wanneer de erflater in zijn uiterste wilsbeschikking tevens een executeur-testamentair heeft benoemd (ervan uitgaande dat dit volgens het gekozen recht mogelijk is), maar daarmee zullen niet alle fricties verdwijnen. De geruststelling is dat in de overgrote meerderheid van de gevallen geen moeilijkheden zullen rijzen, omdat de nalatenschap meestal wordt beheerst door het recht van de staat van de laatste gewone verblijfplaats. De auteur vraagt zich af of bij een herziening van de ErfVo nog eens kan worden nagedacht over de vraag of de thans geldende regeling nu wel zo optimaal is.
Snel en foutloos vaststellen welk recht van toepassing is op de erfopvolging in een internationale situatie? Maak dan gebruik van het programma IPR Erfrecht!
Wanneer u een abonnement heeft op SDU Opmaat, dan kunt u middels onderstaande link het complete artikel raadplegen: artikel WPNR 2019/7222.
Naar literatuur overzicht