Uitfasering pensioenen in eigen beheer in de notariële praktijk (FBN 2018/50)
10-01-2019 | Categorie: Literatuur
Mr. T.C. Hoogwout
Bij de uitfasering van het pensioen in eigen beheer komen in de notariële praktijk diverse vragen op. De auteur behandelt eerst de vier mogelijkheden voor het door de directeur-grootaandeelhouder opgebouwde pensioen in eigen beheer. Vervolgens behandelt hij de vraag of en hoe compensatie van de partner dient plaats te vinden en wanneer (volgens de Staatssecretaris) geen sprake is van een schenking. Het arrest van de Hoge Raad van 13 juli 2018 komt kort aan de orde (ECLI:NL:HR:2018:1180). Hierin oordeelde de Hoge Raad dat afgekocht pensioen, opgebouwd in de voorhuwelijkse periode, niet tot de huwelijksgoederengemeenschap van partijen behoorde. De auteur besteedt vervolgens aandacht aan de vererving van de ODV-aanspraak en de ODV-termijnen. Deze behoren namelijk tot de nalatenschap. Daarbij komt de voorwaarde aan de orde dat de ODV-aanspraak dan wel de ODV-termijnen dienen toe te komen aan een erfgenaam om IB-heffing te voorkomen. De auteur werkt in een cijfermatige casus uit wat het verschil is in een nalatenschap tussen een pensioenaanspraak en een ODV-aanspraak – afhankelijk of sprake is van een wettelijke verdeling of een legaat aan de langstlevende – en hoe moet worden omgegaan met pensioen dat voor het huwelijk is opgebouwd.
Naar literatuur overzicht