Art. 26 Verordening Huwelijksvermogensstelsels: de objectieve verwijzingsregel (WPNR 2018/7216)
07-12-2018 | Categorie: Literatuur
Mr. E.N. Frohn
Op 29 januari 2019 wordt de Europese Verordening Huwelijksvermogensstelsels van toepassing in onder andere Nederland. De verordening bevat geen materieel inhoudelijke bepalingen betreffende huwelijksvermogensstelsels, zij brengt dus geen wijzigingen met zich mee in het interne recht van de deelnemende lidstaten. In dit artikel geeft de auteur een beschrijving van de objectieve verwijzingsregel van art. 26, aan de hand waarvan, bij gebreke van een rechtsgeldige rechtskeuze, het toepasselijke recht wordt bepaald. Allereerst wordt ingegaan op de omvang van de verwijziging. Vervolgens komt de inhoud van de verwijzingsregel aan de orde, waarbij de hoofdregel beschreven wordt en daarna de in de verwijzingsregel opgenomen uitzondering.
In art. 26 wordt een getrapte verwijzingsregel gehanteerd aan de hand van de aanknopingspunten eerste gewone verblijfplaats, gemeenschappelijke nationaliteit en nauwste band. De rangorde daarvan is anders dan de door Nederland thans gehanteerde regels waar de nationaliteit als primaire aanknopingsfactor functioneert. Ook lijkt het peilmoment, het moment van de huwelijksvoltrekking, strikter te worden geïnterpreteerd. In art. 26 is onder strenge voorwaarden een uitzondering voorzien op de toepassing van het recht van de eerste gemeenschappelijke woonplaats na de huwelijksvoltrekking. Beter is het om een rechtskeuze te maken, mits de echtgenoten hierover overeenstemming bereiken.
Met het programma IPR Huwelijksvermogensrecht stelt u snel, eenvoudig en nauwkeurig vast welk recht vanuit Nederlands perspectief van toepassing is op het huwelijksvermogensstelsel van echtgenoten.
Naar literatuur overzicht