Een vlotte(re) boedelafwikkeling via de weg van artikel 4:191 lid 2 BW (JBN 2018/48)
26-10-2018 | Categorie: Literatuur
Mr. H.J. de Jonge
In de notariële praktijk komt het met enige regelmaat voor dat bij de afwikkeling van een nalatenschap nog niet alle erfgenamen bekend zijn, dan wel zich nog niet hebben uitgesproken over het al dan niet aanvaarden van de nalatenschap. In zulke gevallen kan de afwikkeling van de nalatenschap stilstaan, maar lopen de kosten op. De kantonrechter kan een erfgenaam die zich reeds heeft uitgesproken over het aanvaarden van een nalatenschap – zowel ambtshalve als op verzoek – met het beheer van de nalatenschap belasten. De kantonrechter kan het beheer ook opdragen aan een professionele beheerder. Vervolgens kan deze de vorderingen van de nalatenschap innen en de schulden van de nalatenschap voldoen, zodat de kosten niet verder oplopen. Ook het verrichten van beschikkingshandelingen kan vallen onder het begrip ‘maatregelen tot behoud van de goederen’ in de zin van art. 4:191 lid 2 BW. De omstandigheden van het geval zijn derhalve doorslaggevend, maar de kantonrechter kan een ruime uitleg aan de genoemde bepaling geven. Het alternatief bij een onbeheerde nalatenschap is dat de rechtbank een vereffenaar benoemt overeenkomstig art. 4:204 BW, hetgeen doorgaans meer kosten met zich meebrengt dan het benoemen van een beheerder ex art. 4:191 lid 2 BW. Art. 4:185 lid 2 BW heeft eenzelfde strekking, doch kan slechts worden toegepast in de eerste drie maanden na het openvallen van de nalatenschap (behoudens verlenging). In de boedelpraktijk kan art. 4:191 lid 2 BW als een praktische en laagdrempelige oplossing worden gezien totdat alle erfgenamen bekend zijn en zich hebben uitgesproken over het al dan niet aanvaarden van de nalatenschap.
Naar literatuur overzicht