Schenking tussen echtgenoten (NTFRB 7-8/25)
03-09-2018 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. W.R. Kooiman
De Staatssecretaris heeft in zijn besluit van 29 maart 2018 nieuw beleid opgenomen over de heffing van schenkbelasting bij huwelijksvermogensrechtelijke gevolgen. De aanleiding van deze toezegging was het veto dat de Tweede Kamer bij de behandeling van het Belastingplan 2018 uitsprak over het voorstel om deze problematiek te reguleren door middel van een uitvoerige wettelijke regeling. Er zijn nu standpunten ingenomen in vier situaties:
- het aangaan van een wettelijke gemeenschap van goederen of een algehele gemeenschap van goederen;
- het overeenkomen van een verplicht wederkerig finaal verrekenbeding;
- het buiten de gemeenschap houden van een schuld;
- het aangaan van een algehele gemeenschap van goederen met ongelijke delen.
Het eerste standpunt is volgens de auteur van weinig toegevoegde waarde. Wat de andere situaties betreft, zijn de standpunten geformuleerd als een goedkeuring. Dat roept de vraag op of op basis van de hoofdregel heffing verschuldigd zou zijn. Deze vraag staat in onderhavig artikel van de auteur centraal. Allereerst bespreekt de auteur de motieven die aan een vermogensverschuiving tussen echtgenoten ten grondslag kunnen liggen en welke fiscale gevolgen dat heeft. Vervolgens wordt, aan de hand van jurisprudentie en literatuur, de vraag behandeld in hoeverre de wijziging van een huwelijksvermogensregime een vermogensverschuiving tot gevolg kan hebben. Vervolgens worden de situaties waarvoor de Staatssecretaris een goedkeuring heeft opgenomen besproken. De auteur komt tot de conclusie dat in de discussie de nadruk veelal ligt op de vraag of er een vermogensverschuiving is, maar in de verhouding tussen echtgenoten is een bevoordelingsbedoeling niet altijd eenvoudig vast te stellen. Hiervoor moet duidelijk zijn door welke motieven de wijziging van het huwelijksgoederenregime is ingegeven. Voor de toetsing aan de vereisten van verarming en verrijking geeft de Hoge Raad in zijn jurisprudentie twee criteria - een eenzijdige en een voltooide vermogensverschuiving - die naar de mening van de auteur nog altijd stroken met het doel van de schenkbelasting en de wetssystematiek. De standpunten uit de beleidsbeslissingen hebben volgens de auteur weinig waarde, omdat de goedkeuringen worden gegeven voor situaties waarin geen vermogensverschuiving heeft plaatsgehad.
Naar literatuur overzicht