Let op bij de verpanding van ‘onjuist’ gesloten overlijdensrisicoverzekeringen (Estate Planner Digitaal 2018/7)
27-06-2018 | Categorie: Literatuur
Mr. C.B. Baard
Levensverzekeringen houden de gemoederen al decennia bezig. Behelst de problematiek van levensverzekeringen met een uitkering bij leven vooral de inkomstenbelasting, bij levensverzekeringen met een uitkering bij overlijden handelt het met name om de erfbelasting. Aan de toepassing van de regels van erfbelasting gaat vaak een aantal civielrechtelijke aspecten vooraf. Met name het antwoord op de vraag of een uitkering tot de huwelijksgemeenschap c.q. de nalatenschap behoort of kan behoren, is in dit verband belangrijk, omdat toepassing van art. 13 SW dan niet meer aan de orde kan komen. Immers: als een uitkering in de gemeenschap valt, valt deze ook voor de helft in de nalatenschap en wordt erfbelasting geheven op grond van art. 1 SW.
In het verleden zijn in de literatuur met name de fiscale aspecten uitgebreid beschreven, waarbij de problematiek rond het antwoord op de vraag of bij een verpanding van het recht op de uitkering door de oorspronkelijke begunstigde een zogenoemde partnerverklaring zou moeten worden afgegeven, uitgangspunt was. Redenerend vanuit de regels van art. 13 SW wordt in geval sprake is van huwelijkse voorwaarden inhoudende een uitsluiting van gemeenschap van goederen steevast uitgegaan van een kruislings gesloten polis en bij (algehele) gemeenschap van goederen van een niet-kruislings gesloten polis. Bij een kruislings gesloten polis sluit de ene partner een overlijdensrisicoverzekering op het leven van de andere partner met zichzelf als begunstigde. Bij een niet-kruislings gesloten polis sluit de ene partner op zijn of haar eigen leven een overlijdensrisicoverzekering en wordt de partner als begunstigde aangewezen. In het eerste geval bedingt de ene partner een uitkering voor zichzelf en in het andere geval bedingt de ene partner een uitkering voor een derde (zijn of haar partner). Vanuit deze invalshoek was en is de conclusie dat een partnerverklaring vanuit fiscale overwegingen vooral zin heeft bij personen die in (algehele) gemeenschap van goederen zijn gehuwd en waarin sprake is van een zodanige omvang van de nalatenschap, dat de langstlevende echtgenoot het belastbare gedeelte van de uitkering binnen de van toepassing zijnde vrijstelling kan ontvangen. De vraag is wat de civiele en fiscale gevolgen zijn als de redactie van de polis bij het aan de orde zijnde huwelijksvermogensregime niet voldoet aan de hiervoor beschreven voorkeuren. De auteur denkt dan aan een niet-kruislings gesloten polis bij huwelijkse voorwaarden en een kruislings gesloten polis bij gemeenschap van goederen. In dit artikel werkt de auteur juist deze ‘onjuist’ gesloten polissen zowel civiel als fiscaal nader uit. Ook gaat hij in op de gevolgen van de verpanding van de uitkering aan een geldgever en de werking van de partnerverklaring in het geval van deze ‘onjuiste’ polissen.
Het online vakblad Estate Planner Digitaal verschijnt zes maal per jaar en bevat artikelen over actuele onderwerpen op het gebied van estate planning.
Naar literatuur overzicht