Woonplaats, gewone verblijfplaats, werkelijk verblijf (Estate Planner Digitaal 2017/6)
19-06-2017 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. K.M.L.L. van de Ven
De woonplaats van een natuurlijk persoon en de vestigingsplaats van een rechtspersoon vormt voor deze subjecten een aanknopingspunt voor diverse rechten en verplichtingen. Daar zijn onder meer grondwettelijke gevolgen aan verbonden, sociaalrechtelijke, procesrechtelijke, civiel- en fiscaalrechtelijke. Vanwege de veelheid aan rechten en verplichtingen die aan de woonplaats van een subject kunnen worden ontleend, is het belangrijk deze plek zo eenduidig mogelijk te kunnen aanwijzen. In de Nederlandse regelgeving lijkt de invulling van het begrip te zijn overgelaten aan de rechtsontwikkeling en in internationaal verband ziet dat er niet anders uit. Een dergelijke relatief open benadering van het woonplaatsbegrip zou enerzijds het belang kunnen dienen van de subjecten die aan de betreffende regeling rechten kunnen ontlenen; afhankelijk van (het doel van) de regeling kan een flexibeler uitleg van de woonplaats immers wenselijk zijn. Anderzijds kan een per regeling verschillende invulling van het begrip tot rechtsonzekerheid leiden.
In dit artikel besteedt de auteur aandacht aan enkele definities van de woonplaats: in het Nederlandse Burgerlijk Wetboek, in art. 4 AWR, de Europese Erfrechtverordening, de Europese Huwelijksvermogensrechtverordening en in de Verordening (EG) nr. 883/2004 betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.
Het online vakblad Estate Planner Digitaal verschijnt zes maal per jaar en bevat artikelen over actuele onderwerpen op het gebied van estate planning.
Naar literatuur overzicht