BOR-reparatiewetgeving indirecte belangen (WPNR 2017/7149)
14-06-2017 | Categorie: Literatuur
Mr. A.M.A. de Beer
Uit het arrest HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:705, volgt dat de bedrijfsopvolgingsregelingen in de Successiewet en Wet IB 2001 (BOR) ook van toepassing zijn op een belang van een houdstervennootschap in een lichaam, waarin de erflater of schenker geen indirect aanmerkelijk belang heeft. Voorwaarde is wel dat de houdstervennootschap een – al dan niet toegerekende – onderneming drijft en het belang naar vermogensetiketteringsmaatstaven ondernemings- of keuzevermogen is. Volgens de staatssecretaris van Financiën stroken de uitkomsten van dit arrest niet met de doelstellingen van de BOR. Daarom heeft hij kort na het arrest reparatiewetgeving voorgesteld. Ondanks stevige kritiek – zie onder meer Schuurman-van Nifterik in Estate Planner Digitaal 2016/13 – heeft het wetsvoorstel ongeschonden de eindstreep gehaald. Met terugwerkende kracht tot 1 juli 2016 zijn de gevolgen van HR 22 april 2016 daarmee ongedaan gemaakt. In dit artikel staat de ‘BOR-reparatiewetgeving indirecte belangen’ centraal. Aangezien de Staatssecretaris zich bij de behandeling van het wetsvoorstel tevens heeft uitgelaten over de toepassing van de ‘bezitseis’ bij uitbreiding van de onderneming, besteedt de auteur ook daar aandacht aan.
Naar literatuur overzicht