De BOF-arresten van april 2016 (FBN 2016/24)
08-06-2016 | Categorie: Literatuur
Dr. A. Rozendal
Bij een overgang van aanmerkelijkbelangaandelen krachtens vererving of schenking kan een beroep worden gedaan op een voorwaardelijke vrijstelling in de Successiewet (art. 35b SW). Wil men voor deze bedrijfsopvolgingsfaciliteit in aanmerking komen, dan geldt als één van de belangrijkste voorwaarden dat de vennootschap waarvan de aandelen worden verkregen een onderneming drijft. De vrijstelling geldt dan voor zover sprake is van ondernemingsvermogen (het ondernemingsvereiste). De beoordeling of sprake is van een onderneming c.q. van ondernemingsvermogen geschiedt aan de hand van de regels die in de inkomstenbelasting worden gehanteerd. In de arresten HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:633, en HR 22 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:705, is meer duidelijkheid verschaft over de invulling van het ondernemingsvereiste. In dit artikel bespreekt de auteur de beide arresten van de Hoge Raad.
Naar literatuur overzicht