Art. 4.12a Wet IB 2001; een ogenschijnlijk eenvoudige regeling met de nodige voetangels en klemmen (FTV 2016/18)
30-05-2016 | Categorie: Literatuur
Mr. W. Verstijnen
Bij veel nalatenschappen met aanmerkelijkbelangaandelen komt heffing in box 2 aan de orde. Om deze heffing te kunnen voldoen, wordt vaak vermogen aan de betreffende vennootschap onttrokken. De introductie van art. 4.12a Wet IB 2001 per 1 januari 2010 was dan ook een welkome tegemoetkoming. Dit artikel bepaalt dat de verkrijger krachtens erfrecht van aanmerkelijkbelangaandelen binnen 24 maanden na het overlijden van erflater onbelast reguliere voordelen (meestal dividend) kan ontvangen voor zover de voordelen niet uitgaan boven het bedrag dat bij de erflater als inkomen uit aanmerkelijk belang in aanmerking is genomen. Voorwaarde is dat deze voordelen worden afgeboekt op de verkrijgingsprijs van de verkregen aandelen. Ook de verruiming die deze regeling in 2014 heeft ondergaan, was welkom, maar nog steeds kan niet worden ontkend dat de aanmerkelijkbelangregeling bij overlijden en art. 4.12a Wet IB 2001 voor lastige situaties zorgt. In dit artikel gaat de auteur nader op deze materie in.
Naar literatuur overzicht