Fictieve verkrijgingen, de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten en de bezitseis (WPNR 2016/7104)
29-04-2016 | Categorie: Literatuur
Mr. dr. M.J. Hoogeveen
In de Successiewet zijn diverse fictiebepalingen opgenomen. Verkrijgingen die civielrechtelijk geen verkrijgingen krachtens erfrecht of schenking vormen, worden bij fictie toch als zodanig bestempeld omdat zij een dergelijke verkrijging zeer nabij komen. Voor een aantal ficties geldt dat indien ondernemingsvermogen wordt verkregen, dit ondernemingsvermogen niet uit het vermogen van de schenker of erflater afkomstig is. Dit doet zich bijvoorbeeld voor in geval van een fictieve verkrijging ex art. 10 en art. 12 SW. Strikt genomen wordt dan niet voldaan aan de bezitseis van art. 35d SW. Deze eis houdt immers kort gezegd in dat het ondernemingsvermogen moet worden verkregen van een IB-ondernemer of een aanmerkelijkbelanghouder. Hierdoor kan op grond van de letterlijke tekst van de wet geen beroep op de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten worden gedaan. De wetgever heeft echter wel de bedoeling gehad om de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten van toepassing te laten zijn op fictieve verkrijgingen van ondernemingsvermogen. Om deze bedoeling te bereiken, zal de bezitseis van art. 35d SW anders ingevuld moeten worden dan nu het geval is. De wet moet dus worden aangepast. In dit artikel staat dan ook de vraag centraal hoe de bezitseis zou moeten luiden in geval van een fictieve verkrijging van ondernemingsvermogen waarbij het vermogen ten tijde van het overlijden niet meer tot het vermogen van de erflater behoort.
De bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet komt uitgebreid aan de orde in de opleiding Estate Planning Specialist.
Naar literatuur overzicht