Voortzettingseis BOR en houdsterstructuren (Estate Planner Digitaal 2015/10)
15-10-2015 | Categorie: Literatuur
Mr. A.M.A. de Beer
De wetgever wilde uitsluitend reële bedrijfsopvolgingen in aanmerking laten komen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet. Voor de verkrijging van aanmerkelijkbelangaandelen heeft hij daarom – op straffe van verval van de voorwaardelijke vrijstelling – een voortzettingseis in het leven geroepen (art. 35e SW). Op grond hiervan mag de verkrijger binnen vijf jaar na de verkrijging de aandelen niet vervreemden, omvormen in preferente aandelen, dan wel anderszins de aanspraak van de aandelen op de winsten of waardeontwikkelingen inperken (art. 35e lid 1 onder c sub 1° en 2° SW). Daarnaast geldt een voortzettingseis voor de ondernemingsactiviteiten van de vennootschap (art. 35e lid 1 onder c sub 3° SW). Op grond hiervan mag de vennootschap de onderneming niet binnen een termijn van vijf jaren geheel dan wel gedeeltelijk staken. Zelfs indien er bij de staking geen ‘cash’ vrijkomt is toch sprake van schending van de voortzettingseis. In geval van een houdsterstructuur, wordt de voortzettingseis ‘geconsolideerd’ beoordeeld (art. 35c lid 5 SW). Op deze wijze heeft de wetgever de verkrijging van een rechtstreeks belang in een vennootschap met een onderneming zo gelijk mogelijk willen behandelen aan de verkrijging van de aandelen in een houdstervennootschap met een belang in een werkmaatschappij. In dit artikel gaat de auteur uitgebreid in op de voortzettingseis ten aanzien van de ondernemingsactiviteiten toegespitst op houdsterstructuren.
Het online vakblad Estate Planner Digitaal verschijnt zes maal per jaar en bevat artikelen over actuele onderwerpen op het gebied van estate planning.
Naar literatuur overzicht