Een fiscaal schijnhuwelijk (FBN 2013/34)
25-06-2013 | Categorie: Literatuur
Prof. dr. B.M.E.M. Schols
In deze bijdrage bespreekt de auteur het arrest HR 15 maart 2013, LJN BY0548. In de zaak die voor de Hoge Raad speelde, hadden twee eigenaren ieder een onverdeeld aandeel in tien onroerende zaken. Om heffing van overdrachtsbelasting te vermijden, gingen zij een geregistreerd partnerschap aan. Na een dag werd het geregistreerd partnerschap ontbonden en gingen de twee eigenaren over tot verdeling van de bijzondere gemeenschap. Zij dachten daarbij gebruik te kunnen maken van art. 3 lid 1 onder b WBR. De Hoge Raad stak daar echter een stokje voor en paste het leerstuk van de fraus legis toe. Volgens ons hoogste rechtscollege was het geregistreerd partnerschap aangegaan voor zo’n korte periode, dat de door de wet aan dit partnerschap verbonden plichten geen reële praktische betekenis konden hebben.
Naar literatuur overzicht