Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in SW discriminatoir? De stand van zaken (FBN 2013/18)
06-05-2013 | Categorie: Literatuur
Prof. dr. J.P.M. Stubbé
Op 13 juli 2012 heeft de Rechtbank Breda een belangwekkende uitspraak gedaan over de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet (LJN BX3386). Door deze uitspraak werd de Belastingdienst overspoeld met bezwaren tegen de aanslagen schenk- en erfbelasting. In reactie hierop heeft de staatssecretaris van Financiën besloten om per 23 oktober 2012 de regeling van ‘massaal bezwaar’ als bedoeld in art. 25a AWR van toepassing te verklaren. De regeling van art. 25a AWR houdt in dat de daarvoor in aanmerking komende bezwaren zullen worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van een beperkt aantal gerechtelijke procedures. De rechtsvraag waar het hier om gaat, betreft de vraag of de bedrijfsopvolgingsregeling in de Successiewet zowel vóór als na 1 januari 2010 in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, zoals dat is vastgelegd in art. 14 EVRM en art. 26 IVBPR. In deze bijdrage wordt de stand van zaken weergegeven en verteld hoe er in de praktijk op wordt gereageerd.
Naar literatuur overzicht