Voortzettingsvereiste BOR voor ondernemingen (Estate Planner Digitaal 2012/04)
19-04-2012 | Categorie: Literatuur
Mr. A.M.A. de Beer
De wetgever wilde uitsluitend reële bedrijfsopvolgingen in aanmerking laten komen voor de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten in de Successiewet. Voor toepassing van de voorwaardelijke vrijstellingen heeft hij daarom als voorwaarde gesteld dat de verkrijger de verkregen onderneming gedurende vijf jaar voortzet (art. 35e lid 1 Succ.w.). Deze termijn vangt aan op het moment van verkrijging. Aan het voortzettingsvereiste is niet voldaan als binnen deze vijfjaarstermijn:
- de verkrijger van de onderneming ophoudt winst te genieten uit de onderneming of een gedeelte daarvan, dan wel winst gaat genieten als medegerechtigde of als 'bijzondere leningverstrekker';
- de verkrijger van een kwalificerende medegerechtigdheid (art. 35c lid 3 Succ.w.) ophoudt winst te genieten uit de verkregen medegerechtigdheid of een gedeelte daarvan (art. 35e lid 1 onder a en b Succ.w.).
Daarbij heeft de wetgever aansluiting gezocht bij het stakingsbegrip in de inkomstenbelasting. Vanwege de specifieke aard van de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) heeft hij de mogelijkheid opengehouden hiervan af te wijken.
In deze bijdrage gaat de auteur in op het voortzettingsvereiste bij de verkrijging van een onderneming in de zin van de inkomstenbelasting. Daartoe staat hij eerst stil bij de begrippen 'objectieve onderneming' en 'fiscaal winstgenieter'. Vervolgens wordt het stakingsbegrip in het licht van het voortzettingsvereiste behandeld.
Het online vakblad Estate Planner Digitaal verschijnt zes maal per jaar en bevat artikelen over actuele onderwerpen op het gebied van estate planning.
Naar literatuur overzicht