Conclusie A-G Coenraad 4 oktober 2024, ECLI:NL:PHR:2024:1024
04-11-2024 | Categorie: Jurisprudentie
Art. 1:88 BW geldt volgens A-G ook bij vestiging van een voorkeursrecht op de echtelijke woning
In deze echtscheidingsprocedure twisten de echtgenoten over de vraag hoe de echtelijke woning gewaardeerd moet worden. Niet in geschil is dat de woning aan de vrouw wordt toegedeeld, waarbij de vrouw de helft van de overwaarde aan de man moet voldoen. Volgens de vrouw dient bij de waardebepaling van de echtelijke woning rekening te worden gehouden met een voorkeursrecht tot koop op de grond waarop de woning is gebouwd. Thans is in deze procedure een conclusie geschreven, waarbij de A-G ingaat op de vraag of voor het vestigen van een voorkeursrecht op de echtelijke woning toestemming van de echtgenoot is vereist.
Toestemming van een echtgenoot is op grond van art.1:88 lid 1 onder a BW vereist bij rechtshandeling strekkende tot vervreemding of bezwaring van een woning die door de echtgenoten of één van hen wordt bewoond. Een voorkeursrecht tot koop is een door de wet of bij een rechtshandeling verleend vorderingsrecht, dat aan de gerechtigde de bevoegdheid geeft om, bij voorgenomen verkoop of vervreemding van een zaak, te vorderen dat die zaak allereerst aan hém wordt aangeboden. Blijkens is de parlementaire geschiedenis het verlenen van een koopoptie een overeenkomst strekkende tot vervreemding in de zin van art. 1:88 lid 1 onder a BW is. In het verlengde daarvan kan volgens de A-G hetzelfde aangenomen worden voor het verlenen van een voorkeursrecht tot koop. Betoogd zou immers kunnen worden dat het voorkeursrecht tot koop, net als de koopoptie, strekt tot vervreemding van de zaak aan de gerechtigde indien deze dat wenst.
Partijen lijken er in cassatie van uit te gaan dat de waarde van de echtelijke woning in het kader van de te verdelen huwelijksgemeenschap afhangt van het antwoord op de vraag of de man heeft ingestemd met het verlenen van het voorkeursrecht op de grond. Daarbij moet bedacht worden dat als uiteindelijk vast zou komen te staan dat de man niet heeft ingestemd met het verlenen van het voorkeursrecht, niet voldaan is aan het vereiste van art. 1:88 lid 1 BW, op straffe van vernietigbaarheid op grond van art. 1:89 lid 1 BW.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht