Hof Den Haag 22 mei 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1504
20-09-2024 | Categorie: Jurisprudentie
Echtgenoot moest toestemming geven voor verwerping nalatenschap
Een man en een vrouw zijn gescheiden. In geschil is de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Het hof stelt voorop dat de rechter die de wijze van verdeling gelast een grote discretionaire bevoegdheid heeft en niet gebonden is aan hetgeen partijen over en weer hebben verzocht. Een van de geschilpunten betreft de nalatenschap van de moeder van de vrouw. Weliswaar heeft de vrouw deze nalatenschap ten gunste van haar zus verworpen, maar volgens de man had hij voor de verwerping toestemming moeten verlenen. Daarom roept de man alsnog de vernietiging van de verwerping in zodat het verworpen erfdeel van ongeveer € 40.000 in de verdeling moet worden betrokken.
Het hof overweegt, dat de verwerping van een nalatenschap de toestemming van de andere echtgenoot behoeft. De man heeft in zijn beroepschrift weliswaar gesteld maar – in het licht van de gemotiveerde betwisting door de vrouw – in het geheel niet onderbouwd dat hij er niet van op de hoogte was dat de vrouw ten behoeve van haar zus haar aandeel in de nalatenschap van haar moeder had verworpen. Uit de stukken en het ter terechtzitting verhandelde blijkt naar het oordeel van het hof dat de man al ten tijde van de verwerping daarmee bekend moet zijn geweest. De man was er bovendien van op de hoogte dat de vrouw haar familie financieel ondersteunde vanwege hun levensstandaard. Het hof begrijpt dat dit kennelijk het gebruik was binnen het huwelijk van partijen, aangezien de man ook zijn eigen familieleden in Marokko financieel in hun levensonderhoud ondersteunde. De man heeft niet binnen de termijn van drie jaren daarna een beroep gedaan op het ontbreken van zijn toestemming daarvoor zodat de vordering van de man tot vernietiging van de verwerping verjaard is.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht