Hof Arnhem-Leeuwarden 30 april 2024, ECLI:NL:GHARL:2024:3037
27-05-2024 | Categorie: Jurisprudentie
Verboden beschikking werd niet gered door een later huwelijk
Kort na het overlijden van zijn echtgenote heeft vader op 80-jarige leeftijd een relatie gekregen met een 53-jarige vrouw. Deze vrouw verleende toen al een aantal maanden zorg aan vader via een thuiszorgorganisatie. Omdat de vrouw een relatie met een patiënt was aangegaan, is zij ontslagen door de thuiszorginstelling. Ondanks het ontslag heeft de vrouw volledig de zorg voor vader op zich genomen. Enkele maanden later heeft vader een testament opgesteld waarin beschikkingen ten gunste van de vrouw zijn opgenomen. Vervolgens hebben vader en de vrouw een half jaar later een huwelijk met elkaar gesloten. Na het overlijden van vader is tussen de kinderen uit het eerste huwelijk van vader en de vrouw onder meer een geschil ontstaan over de vraag of hier sprake is van een verboden beschikking.
Thans heeft het hof in navolging van de rechtbank geoordeeld dat de vrouw uit de erfstelling in het litigieuze testament geen voordeel kan trekken. In hoger beroep heeft de vrouw onder meer gesteld dat geen sprake meer is van een verboden beschikking, omdat zij ten tijde van het overlijden met de erflater was gehuwd. Het hof heeft dit betoog verworpen. Uit de tekst en de geschiedenis van het betreffende wetsartikel volgt dat de aard van de betrokkenheid van de begunstigde bij de erflater op het moment dat de uiterste wilsbeschikking wordt gemaakt bepalend is voor de vraag of de begunstigde uit die wilsbeschikking voordeel kan trekken. Dat betekent dat ook voor de uitzondering de hoedanigheid van de begunstigde op het moment van opmaken van de uiterste wilsbeschikking bepalend is. Omdat de vrouw ten tijde van het litigieuze testament nog niet met erflater was gehuwd, geldt de uitzondering niet.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht