HR 22 december 2023, ECLI:NL:HR:2023:1789
27-12-2023 | Categorie: Jurisprudentie
Verschil tussen erf- en schenkbelasting bij natuurlijke verbintenis niet discriminatoir
Een erflater heeft aan belanghebbende geld gelegateerd. De erflater heeft hiermee voldaan aan een natuurlijke verbintenis in verband met de werkzaamheden die belanghebbende voor de erflater had verricht. In eerste instantie heeft belanghebbende een beroep gedaan op de werknemersvrijstelling voor de erfbelasting. Dit is door de rechtbank afgewezen omdat niet is gebleken van een arbeidsovereenkomst tussen belanghebbende en de erflater. In hoger beroep heeft belanghebbende een beroep gedaan op de vrijstelling voor natuurlijke verbintenissen voor de schenkbelasting. Het hof heeft dit betoog verworpen omdat het legaat niet is aan te merken als een schenking maar als een verkrijging krachtens erfrecht. Thans heeft de Hoge Raad het cassatieberoep van belanghebbende verworpen. Uit de wet volgt niet dat een verkrijging krachtens erfrecht die berust op de voldoening aan een natuurlijke verbintenis moet worden aangemerkt als een schenking met als gevolg dat deze onbelast is. Blijkens de wetsgeschiedenis heeft de wetgever juist willen voorkomen dat verkrijgingen uit een nalatenschap die plaatsvinden ter voldoening aan een natuurlijke verbintenis in alle gevallen buiten de heffing van erfbelasting zouden blijven. De wetgever heeft de vrijstelling van erfbelasting voor dergelijke verkrijgingen willen beperken tot gevallen waarin wordt voldaan aan de voorwaarden die worden gesteld voor die vrijstellingen, bijvoorbeeld de werknemersvrijstelling. Volgens de Hoge Raad is deze beperking niet in strijd met het verdragsrechtelijke discriminatieverbod.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht