HR 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1131
25-09-2023 | Categorie: Jurisprudentie
Het uitsluiten van de Haviltex-maatstaf in een overeenkomst
Man en vrouw sluiten een vaststellingsovereenkomst om hun geschil over de door de man aan de vrouw verschuldigde alimentatie te beslechten. Zij voorzien in de inleiding daarvan in een uitlegmaatstaf voor als onverhoopt toch geschillen zouden ontstaan: "Bij de uitvoering van de onderhavige overeenkomst prevaleert de letterlijke tekst van deze overeenkomst, in afwijking van het Haviltex-criterium, boven eventuele partijbedoelingen zodat dat bij geschillen die onverhoopt op welke wijze dan ook uit deze overeenkomst mochten voortvloeien, ook wanneer slechts een der partijen een geschil aanwezig acht, de competente rechter de bepalingen zoals opgenomen in de onderhavige overeenkomst uitsluitend grammaticaal dient uit te leggen en toe te passen." Er ontstond een geschil over het einde van de partneralimentatie: "De partneralimentatie zal eindigen op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, te weten op 24 mei 2021." De vrouw vierde niet op 25 mei 2021, maar op 25 mei 2022 haar 65ste verjaardag en zou niet op 25 mei 2021, maar op 25 mei 2024 recht zou krijgen op AOW.
Volgens de rechtbank eindigt de partneralimentatie op 25 mei 2022. De datum van 24 mei 2021 zou een verschrijving zijn. Die datum zou alleen bedoeld zijn als verduidelijking van het moment van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd door de vrouw. In hoger beroep vernietigt het hof dat oordeel. Het hof past de uitlegmaatstaf die tussen partijen niet ter discussie staat – grammaticaal – zo toe dat alleen wordt gekeken naar datgene in de bepaling wat 'niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is'. Het begrip 'de pensioengerechtigde leeftijd' is dat wel, in tegenstelling tot de eenduidige datum 24 mei 2021. Tot die datum is dus alimentatie verschuldigd. Het hof redeneert dat ten aanzien van begrippen die wél voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn, niet ontkomen kan worden aan het betrekken van de bedoelingen van partijen (terwijl dit blijkens de gekozen uitlegmaatstaf nu juist niet de bedoeling van partijen zou zijn geweest).
De vrouw gaat in cassatie. De vrouw klaagt niet over de keuze van het hof om de contractuele uitlegmaatstaf zo uit te leggen dat alleen gekeken wordt naar datgene wat niet voor tweeërlei uitleg vatbaar is, maar meent dat bij een grammaticale uitleg ook 'de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen' van de gekozen uitleg moet worden meegewogen. Dat zou volgens de vrouw tot een andere uitkomst hebben geleid dan een alimentatieverplichting tot 25 mei 2021. Die klacht slaagt niet. De Hoge Raad legt uit dat het hof niet zomaar een grammaticale uitleg toepaste. De uitleg die hij daarop toepaste was de uitkomst van de door partijen zelf gekozen uitlegmaatstaf. De vrouw had niet geklaagd dat het hof die uitleg aan de hand van een onjuiste maatstaf of op onbegrijpelijke wijze had bereikt, dus blijft het oordeel van het hof in stand. De Hoge Raad gaat uit van de uitlegmaatstaf die het gevolg is van dat eerste uitlegoordeel en laat vervolgens het hof als feitenrechter de ruimte bij het toepassen van die uitlegmaatstaf.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht