Hof Amsterdam 24 januari 2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:211
21-07-2023 | Categorie: Jurisprudentie
Beroep op het vervalbeding in huwelijkse voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar
De man en de vrouw zijn in hun huwelijkse voorwaarden uit 1999 een vervalbeding overeengekomen ten aanzien van niet uitgevoerde periodieke verrekeningen van arbeidsinkomen. De rechtbank heeft als uitgangspunt genomen dat een dergelijk beroep naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, tenzij blijkt van, door de echtgenoot die zich op het vervalbeding beroept te stellen en zo nodig te bewijzen omstandigheden, die een beroep op dit beding rechtvaardigen. Uit de tekst van de huwelijkse voorwaarden en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat partijen zich terdege bewust waren van het vervalbeding en de consequenties van de niet-naleving daarvan. Om die reden heeft de rechtbank het beroep van de vrouw op het vervalbeding geslaagd geacht.
Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw onvoldoende omstandigheden gesteld om het beroep op het vervalbeding te rechtvaardigen. Daarnaast acht het hof van belang dat partijen geen jaarlijkse verrekening hebben uitgevoerd, terwijl dit wel voor de hand zou liggen als zij zich bewust waren van het vervalbeding. Aan dit alles doet niet af dat in de huwelijkse voorwaarden is opgenomen dat partijen zich bewust zijn van de consequenties van het vervalbeding en dat zij zich realiseren dat het niet nakomen van de verrekening binnen de gestelde termijn leidt tot het vervallen van het recht op verrekening over die periode. Uit de feiten en omstandigheden kan niet worden opgemaakt dat partijen zich daadwerkelijk bewust waren van de consequenties. Het voorgaande brengt mee dat het hof van oordeel is dat het beroep op het vervalbeding naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht