HR 27 januari 2023, ECLI:NL:HR:2023:96
27-02-2023 | Categorie: Jurisprudentie
Vergoedingsrecht van echtgenote was verdampt door draagplicht kosten van de huishouding
De door de vrouw ontvangen bedragen ter zake van een erfenis kwamen uitsluitend aan haar toe. In deze casus staat vast waaraan de erfenis is besteed, namelijk aan kosten van de huishouding en aan een actief dat behoort tot de tussen de echtgenoten bestaande maatschap.
Voor zover de geërfde gelden zijn besteed aan kosten van de huishouding, zijn met aan de vrouw toebehorend vermogen gemeenschapsschulden voldaan. Op die grond kwam haar in beginsel een vergoedingsrecht jegens de gemeenschap toe. In zoverre doet dus niet ter zake of de erfenis door vermenging tot de huwelijksgemeenschap is gaan behoren. Reeds uit de vaststaande besteding daarvan vloeide immers in beginsel een vergoedingsrecht voort. Voorts is op zichzelf juist dat de draagplicht van de vrouw jegens de man voor de kosten van de huishouding losstaat van dat vergoedingsrecht. Nu evenwel vaststaat dat de vrouw op grond van de draagplicht voor de kosten van de huishouding gehouden was het volledige bedrag dat uit de geërfde gelden aan die kosten is besteed voor dat doel aan de gemeenschap ter beschikking te stellen, komt haar per saldo geen vergoeding ten laste van de gemeenschap toe. Dat de vrouw deze verplichting had jegens de man doet daaraan niet af: waar het om gaat, is dat er een rechtsgrond bestond voor de vrouw om het geld voor de voldoening van gemeenschapsschulden aan te wenden.
Met betrekking tot de maatschap heeft het hof de vaststellingsovereenkomst aldus uitgelegd dat partijen deze in het zicht van de echtscheiding door de in de overeenkomst gemaakte afspraken volledig hebben willen afwikkelen en dat zij daarmee ook eventuele aanspraken uit hoofde van de investeringen die de vrouw heeft gedaan, hebben uitgesloten. Dat oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht