HR 7 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1377
12-10-2022 | Categorie: Jurisprudentie
Schenking afhankelijk van twee levens vormt periodieke gift
Belanghebbende richt in 2004 een stichting op. Hij is voorzitter van het bestuur van de stichting. Met ingang van 1 januari 2008 heeft de stichting een ANBI-status. Eind 2011 schenken belanghebbende en zijn echtgenote via een notariële akte een jaarlijkse lijfrente van € 50.000 aan de stichting. De schenking betreft een periode van vijf jaren en is gedaan onder de voorwaarde dat de verplichting tot schenking ook vervalt door het overlijden van de langstlevende schenker. De inspecteur is van mening dat er geen sprake is van een periodieke gift en corrigeert de aangifte. Volgens de inspecteur moet namelijk, nu de uitkering afhankelijk is van twee levens, de wezenlijke onzekerheid worden getoetst.
De Hoge Raad oordeelt dat belanghebbende het bedrag van € 50.000 als periodieke gift in aanmerking mag nemen. Uit de wetsgeschiedenis van art. 6.38 Wet IB 2001 en de jurisprudentie blijkt dat de wetgever geschillen over de aanwezigheid van een risico-element van wezenlijke betekenis in het beloop van de uitkeringen of verstrekkingen heeft willen voorkomen. Daartoe is de eis dat de uitkeringen of verstrekkingen ten minste jaarlijks gedurende vijf of meer jaren moeten worden gedaan in de wet opgenomen. Wanneer is voldaan aan de eis met betrekking tot het aantal jaren, is daarmee de aanwezigheid van een risico-element van wezenlijke betekenis gegeven. Dat feitelijk de sterftekans lager is dan ongeveer een procent, staat dan niet aan aftrek als periodieke gift in de weg. De Hoge Raad bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht