Hoge Raad 25 februari 2022, ECLI:NL:HR:2022:307
01-06-2022 | Categorie: Jurisprudentie
Vaststelling wilsbekwaamheid ten tijde van opmaken testament onder curatele gestelde
Is iemand onder curatele gesteld op een andere grond dan zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan bepaalt art. 4:55 lid 1 BW dat diegene een uiterste wilsbeschikking op mag laten maken. Is diegene vanwege zijn lichamelijke of geestelijke toestand onder curatele gesteld, dan bepaalt art. 4:55 lid 2 BW dat diegene enkel met toestemming van de kantonrechter een testament op mag laten maken. Een 104-jarige erflaatster die onder curatele is gesteld, laat met toestemming van de kantonrechter een gewijzigd testament opmaken. Daarbij heeft de kantonrechter mee laten wegen dat bij het verzoekschrift een schriftelijke ‘beoordeling wilsbekwaamheid’ was gevoegd, waaruit bleek dat een onafhankelijk medisch adviseur bij erflaatster thuis heeft geconstateerd dat zij erflaatster medisch gezien wilsbekwaam achtte. Ook de huisarts van erflaatster – die een jarenlange band met haar heeft gehad en die erflaatster ook regelmatig heeft bezocht – heeft aan de curator laten weten dat hij erflaatster wilsbekwaam achtte. Daarnaast woog de kantonrechter mee dat ook de notaris aan de kantonrechter had laten weten dat hij erflaatster wilsbekwaam achtte. Ten slotte heeft erflaatster tijdens de mondelinge behandeling inlichtingen aan de kantonrechter verstrekt over de inhoud van het concept testament, die daadwerkelijk in overeenstemming waren met de inhoud van het concept testament.
Het hof oordeelt dat het testament tot stand is gekomen onder invloed van een stoornis in de geestvermogens en daarom nietig is. Het hof betrok omstandigheden in zijn oordeelsvorming die niet relevant zijn voor het oordeel of aan die maatstaf is voldaan, zoals zorgelijke gang van zaken rond totstandkoming testament, dat notaris niet heeft gewezen op wijziging van testament ten opzichte van het testament uit 2012 en dat erflaatster afhankelijke vrouw van 104 jaar oud met ernstige visuele handicap was. De Hoge Raad oordeelt, dat zonder nadere motivering onbegrijpelijk is waarom de omstandigheden die het hof aan zijn oordeel ten grondslag heeft gelegd, betrekking hebben op de geestelijke stoornis van erflaatster en op de eventuele invloed van deze stoornis op de bekwaamheid van erflaatster tot waardering van de bij het testament betrokken belangen. De Hoge Raad vernietigt het arrest van het hof omdat het hof art. 3:34 BW en art. 4:55 lid 2 BW onjuist en onbegrijpelijk toepaste.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht