Hof Den Bosch 21 juni 2022, ECLI:NL:GHSHE:2022:1947
01-07-2022 | Categorie: Jurisprudentie
Woning viel buiten huwelijksgemeenschap door volledige kwijtschelding in twee etappes
Man en vrouw waren gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Thans twisten zij onder meer over het onverdeeld aandeel in een woning dat de vader van de vrouw aan haar had toegedeeld. De vraag is of dit aandeel in de huwelijksgoederengemeenschap van partijen is gevallen. Volgens de vrouw behoort het aandeel tot haar privévermogen omdat de verschuldigde koopprijs in twee etappes volledig door haar vader is kwijtgescholden met toepassing van een uitsluitingsclausule.
In tegenstelling tot de rechtbank is het hof van oordeel dat het aandeel in de woning tot het privévermogen van de vrouw behoort. In mei 2007 is de notariële akte gepasseerd waarbij vader zijn aandeel heeft geleverd aan de vrouw voor € 28.000. Hiervan is in de akte een bedrag van € 4.412 door vader kwijtgescholden met toepassing van een uitsluitingsclausule. Voor het resterende bedrag (€ 23.588) heeft vader een geldlening aan de vrouw verstrekt. In februari 2008 heeft vader de restantschuld volledig aan de vrouw kwijtgescholden onder een uitsluitingsclausule. In tegenstelling tot de man is het hof van oordeel dat uit deze gang van zaken blijkt dat sprake was van een samenstel van rechtshandelingen dat tot doel heeft gehad de tegenprestatie die de vrouw aan haar vader was verschuldigd voor de verdeling van zijn aandeel in de woning geen deel te laten uitmaken van de huwelijksgoederengemeenschap van partijen. In die rechtshandeling van verdeling lag tevens de kwijtschelding van de verkrijgingsprijs besloten. Dat aan de verdeling zelf geen uitsluitingsclausule was verbonden, kan de vrouw daarom niet worden tegengeworpen. Voor de vraag of sprake is van een samenstel van rechtshandelingen dient de onderlinge samenhang tussen de uitsluitingsclausules die zijn verbonden aan de kwijtschelding van de verkrijgingsprijs en de verdeling te worden beoordeeld en niet het moment waarop de verdeling plaatsvond. In HR 1 mei 2015, ECLI:NL:HR:2015:1199, sluit de Hoge Raad zich aan bij de heersende leer dat de regel van art. 1:124 lid 2 BW (oud) van overeenkomstige toepassing is op de wettelijke gemeenschap van goederen in de periode vanaf 1992 tot 2012. Sinds 2012 is de regel van zaaksvervanging neergelegd in art. 1:95 lid 1 BW. De Hoge Raad heeft in de genoemde procedure onder meer het volgende overwogen: “Gelet op het voorgaande heeft het hof zijn vaststelling dat de koopsom voor het perceel voor meer dan de helft ten laste van het privévermogen van de man is gekomen terecht het rechtsgevolg verbonden dat het perceel geen deel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap en om die reden niet voor verdeling in aanmerking komt.” Het aandeel van de vrouw in de verkrijgingsprijs van haar aandeel in de woning is voor meer dan de helft ten laste gekomen van het vermogen van de vrouw dat buiten de huwelijksgemeenschap valt.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht