Hof Arnhem-Leeuwarden 12 juli 2022, ECLI:NL:GHARL:2022:5910
19-07-2022 | Categorie: Jurisprudentie
Art. 1a lid 3 SW, bij overgang van meerrelatie naar tweerelatie begint geen nieuwe termijn te lopen
Belanghebbende heeft de nalatenschap van zijn zus geërfd. Op dat moment woonde hij circa vijftig jaar samen met zijn zus die getrouwd was met zijn zwager. De zwager is anderhalf jaar vóór de zus overleden. Belanghebbende en de erflaatster hadden geen notariële samenlevingsovereenkomst met elkaar gesloten.
In tegenstelling tot de rechtbank heeft het hof geoordeeld dat belanghebbende voor de erfbelasting kan worden aangemerkt als partner van de zus. Anders dan de inspecteur heeft gesteld, blijkt niet uit de parlementaire geschiedenis van art. 1a lid 3 SW dat de wetgever heeft beoogd dat de vijfjaarstermijn pas begint te lopen op het moment dat de zwager is overleden. Dat belanghebbende en erflaatster een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd, blijkt uit de Basisregistratie Personen. Het hof wijst er daarbij op dat op grond van art. 1a SW aan de voorwaarden moet worden voldaan gedurende de zesmaandsperiode voorafgaand aan het overlijden. De uitzondering op de zorgverplichting in een samenlevingscontract (lid 1 onder c) is ingegeven door de gedachte dat bij een samenwoning van lange duur (vormgegeven door het ingeschreven staan op hetzelfde woonadres) de betreffende zorgverplichting wordt verondersteld aanwezig te zijn. Belanghebbende en de erflaatster kwalificeren dan ook zowel op grond van de letterlijke tekst als op grond van doel en strekking als partners in de zin van art.1a SW.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht