HR 17 september 2021, ECLI:NL:HR:2021:1272
01-11-2021 | Categorie: Jurisprudentie
Vraag of rente over schulden van de nalatenschap buiten beschouwing dient te blijven bij vereffening van een nalatenschap
Begin dit jaar stelde een kantonrechter prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over hoe bij een vereffening van een beneficiair aanvaarde nalatenschap moet worden omgegaan met renteschulden die na het overlijden ontstaan. Is art. 128 Fw van overeenkomstige toepassing bij vereffeningsprocedures waar op grond van art. 4:218 BW een uitdelingslijst moet worden opgesteld? Alle schulden, zoals verschuldigde rente, die ontstaan ná het faillissement kunnen niet worden verhaald op de boedel en kunnen dus ook niet op de uitdelingslijst worden gezet. De vraag is of dit artikel ertoe leidt dat rentes die verschuldigd zijn over nalatenschapsschulden ook niet op de uitdelingslijst komen, wanneer deze verschuldigd zijn geworden tijdens de vereffening van de nalatenschap. De Hoge Raad stelt voorop dat tot de schulden van de nalatenschap ook moet worden gerekend de na het openvallen van de nalatenschap over die schulden lopende rente. Deze regel wordt gerechtvaardigd door de figuur van de beneficiaire aanvaarding, omdat aldus wordt bereikt dat een beneficiaire erfgenaam deze rente niet ten laste van zijn overig vermogen behoeft te voldoen. De vereffening van een beneficiair aanvaarde nalatenschap strekt ertoe om de beneficiaire erfgenaam te vrijwaren van verhaal op zijn overig vermogen. Die strekking zou niet tot haar recht komen als over nalatenschapsschulden lopende rente buiten de vereffening wordt gelaten en mede daardoor na de vereffening een aan de erfgenamen uit te keren overschot resteert, waarna de schuldeisers vervolgens alsnog verhaal voor deze rente kunnen nemen op de beneficiaire erfgenaam. Het is in vergelijkbare zin onwenselijk wanneer eerst een legaat wordt uitgekeerd en de schuldeiser vervolgens zich alsnog kan verhalen op de legataris, omdat de rente over de nalatenschapsschuld die verschuldigd is geworden tijdens de vereffeningsprocedure hoger in rang staat dan het legaat, maar niet op de uitdelingslijst kan worden opgenomen. Bovendien wijst de Hoge Raad erop dat tussen de vereffening van een nalatenschap en een faillissement ook belangrijke verschillen bestaan waar, op grond van art. 4:218 BW, rekening mee moet worden gehouden bij de toepassing van bepalingen uit de Faillissementswet in de vereffeningsprocedure.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht