Hof Den Bosch 8 juni 2021, ECLI:NL:GHSHE:2021:1661
30-06-2021 | Categorie: Jurisprudentie
Uitleg van samenlevingscontract inzake vergoedingsrecht bij een verbouwing
In de notariële samenlevingsovereenkomst van partijen is onder meer het volgende bepaald: “Indien door partijen een door hen gezamenlijk te bewonen woning […] gezamenlijk wordt verkregen, zal de partij die uit eigen middelen meer dan haar aandeel van de koopsom en de kosten heeft betaald voor het meerdere een vordering hebben op de andere partij […]”. Thans is tussen partijen in geschil of de man recht heeft op een vergoeding omdat hij € 50.000 heeft geïnvesteerd in een verbouwing van de gezamenlijke woning.
In navolging van de rechtbank heeft het hof geoordeeld dat de man een vordering op de vrouw heeft van € 25.000. Bij de uitleg van de clausule kan niet worden volstaan met (enkel) een taalkundige uitleg. De samenlevingsovereenkomst als de akte van levering van de woning én de hypotheekakte zijn op dezelfde dag door de notaris gepasseerd. Hieruit leidt het hof af dat deze drie notariële akten in onderling verband dienen te worden bezien. Verder staat tussen partijen als onweersproken vast dat de woning verbouwd diende te worden. In dat kader dient ook de overbruggingslening van € 50.000 te worden bezien. Dit betekent dat, gelet op deze feiten en omstandigheden, partijen aan het begrip ‘kosten’, opgenomen naast het begrip ‘koopsom’ over en weer redelijkerwijs de betekenis van 'verbouwings- en/of investeringskosten voor de woning' mochten toekennen.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht