HR 31 januari 2020, ECLI:NL:HR:2020:143
06-04-2020 | Categorie: Jurisprudentie
Aanvaarden nalatenschap door pastoor niet onrechtmatig
Een pastoor die door de erflaatster in haar testament was benoemd tot enig erfgenaam, heeft de nalatenschap aanvaard. Naar aanleiding hiervan is de familie van de erflaatster een gerechtelijke procedure tegen de pastoor gestart. De familie stelt in hoger beroep onder meer dat de pastoor onrechtmatig heeft gehandeld door de nalatenschap te aanvaarden nu daarmee art. 1.6 van de Gedragscode Pastoraat wordt geschonden. Verder stelt de familie dat de kerk maatregelen tegen de pastoor had dienen te treffen.
Het hof heeft het betoog verworpen. Het hof heeft hierbij vooropgesteld dat de benoeming van de pastoor tot erfgenaam rechtsgeldig was en dat hij in privé tot erfgenaam is benoemd. De kerkelijke regels en in het bijzonder de Gedragscode Pastoraat hebben primair interne werking in die zin dat zij gericht zijn op de verhouding tussen bijvoorbeeld een pastoor en de kerk. Schending van die regels impliceert niet zonder meer dat daarmee onrechtmatig is gehandeld in de zin van art. 6:162 BW. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig zoals misbruik van de situatie door de pastoor maar daarvan is niet gebleken. Niet kan worden aangenomen dat de Gedragscode en het kerkelijk recht strekten ter bescherming van de familie van de erflaatster bij het opstellen van het testament zodat aan het vereiste van relativiteit van art. 6:163 BW niet is voldaan. Zelfs al zou sprake zijn van een pastorale relatie tussen de erflaatster en de pastoor, dan heeft de familie onvoldoende gesteld om te kunnen oordelen dat de pastoor misbruik heeft gemaakt van de situatie. Nu niet is gebleken dat de pastoor onrechtmatig heeft gehandeld, bestaat geen belang bij veroordeling van de kerk op grond van art. 6:162 of 6:170 BW. Evenmin ligt het op de weg van het hof om te bepalen dat de kerk krachtens het kerkelijk recht maatregelen tegen de pastoor moet treffen.
Thans heeft de Hoge Raad het cassatieberoep zonder motivering verworpen (art. 81 RO).
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht