HR 10 mei 2019, ECLI:NL:HR:2019:707
14-05-2019 | Categorie: Jurisprudentie
Vergoedingsrechten tussen samenwoners?
Man en vrouw hebben ongehuwd samengewoond in een woning waarvan alleen de man eigenaar is. Zij hadden geen samenlevingscontract. Thans is voor de Hoge Raad in geschil of de vrouw een vergoedingsrecht heeft op de man omdat zij een verbouwing van zijn woning heeft gefinancierd. Volgens de Hoge Raad wordt de vermogensrechtelijke verhouding tussen samenwoners niet bepaald door de regels die in de titels 6-8 Boek 1 BW voor echtgenoten en geregistreerde partners zijn opgenomen. Die regels, waaronder art. 1:87 BW, lenen zich ook niet voor overeenkomstige toepassing op de verhouding tussen samenwoners. Aan de hand van het algemene verbintenissenrecht moet worden beoordeeld of de vrouw een vergoedingsrecht jegens de man geldend kan maken:
- is er sprake van een uitdrukkelijke of stilzwijgende overeenkomst tussen de samenwoners en dient daarbij de in art. 6:248 lid 1 BW bedoelde aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid in aanmerking te worden genomen?
- is er sprake van onverschuldigde betaling (art. 6:203 BW)? of
- is er sprake van ongerechtvaardigde verrijking (art. 6:212 BW)?
De vrouw stelt dat de man ongerechtvaardigd is verrijkt doordat hij zich de kosten van de verbouwing heeft bespaard. Volgens de Hoge Raad zou de man, als de vrouw die kosten niet voor haar rekening had genomen, dan die kosten zelf gemaakt moeten hebben. Daartoe was de man financieel niet in staat. Verder rustte op de man geen verplichting de woning te verbouwen of daarvoor kosten te maken.
Ook als ter zake van bepaalde uitgaven niet een vergoedingsrecht kan worden aangenomen op grond van een overeenkomst of op grond van de overige in boek 6 BW geregelde rechtsfiguren, kan volgens de Hoge Raad zo’n vordering in verband met de bijzondere omstandigheden van het geval voortvloeien uit de in artikel 6:2 lid 1 BW bedoelde eisen van redelijkheid en billijkheid. In casu heeft de vrouw echter geen bijzondere feiten en omstandigheden aangevoerd.
Meer informatie:
- HR 10 mei 2019, ECLI:NLHR:2019:707
- Estate Planner Digitaal 2020/7, in welk artikel mr. P.J.T. van Gompel deze uitspraak analyseert. Als abonnee van Estate Planner Digitaal vindt u het artikel hier, een samenvatting vindt u hier.
Naar jurisprudentie overzicht