HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:504
06-04-2019 | Categorie: Jurisprudentie
Wel of geen vergoedingsrecht als erfenis of gift onder uitsluitingsclausule wordt gebruikt voor consumptieve bestedingen
De vrouw heeft tijdens huwelijk drie schenkingen onder uitsluitingsclausule ontvangen, welke bedragen op de gezamenlijke bankrekening van de echtgenoten zijn gestort en ten tijde van de echtscheiding niet meer traceerbaar zijn. De vraag die in deze zaak moet worden beantwoord is of aan de vrouw een recht van reprise toekomt op grond van het bepaalde in art. 1:95 lid 2 (oud) BW (thans art. 1:96 lid 4 BW) ten laste van de gemeenschap en, zo ja, ter grootte van welk bedrag. Het hof heeft volgens de Hoge Raad miskend dat een echtgenoot die privévermogen in de gemeenschap heeft gestort, waardoor de gemeenschap is gebaat, een vordering ter hoogte van die storting krijgt op de gemeenschap. Daarbij is niet van belang waaraan de gelden vervolgens door of namens de gemeenschap worden besteed. Het ligt op de weg van de andere echtgenoot om feiten en omstandigheden te stellen en te bewijzen die meebrengen dat de vordering op de gemeenschap is verminderd of tenietgegaan of niet geldend kan worden gemaakt.
Art. 1:94 lid 5 (oud) BW bepaalt dat alle schulden van ieder van de echtgenoten tot de huwelijksgemeenschap behoren, met uitzondering van de aldaar onder a en b genoemde schulden en van de in art. 1:94 lid 3 (oud) BW bedoelde verknochte schulden. Hieruit volgt het vermoeden dat de tijdens huwelijk uit het gemeenschapsvermogen voldane schulden gemeenschapsschulden zijn. In geval van een huwelijksgemeenschap zijn ook uitgaven in verband met consumptieve bestedingen aan te merken als voldoening van gemeenschapsschulden. Hetzelfde geldt voor uitgaven in verband met de kosten van de huishouding als bedoeld in art. 1:84 BW, ongeacht hoe ingevolge deze bepaling de draagplicht ter zake van die kosten tussen de echtgenoten verdeeld is. In dit geval, waarin uitgaven zijn gedaan van de gemeenschappelijke bankrekening van partijen, geldt dus ten gunste van de vrouw het vermoeden dat deze uitgaven betrekking hebben gehad op gemeenschapsschulden, hetgeen meebrengt dat het vergoedingsrecht van de vrouw jegens de gemeenschap door die uitgaven niet aangetast is.
Het ligt op de weg van de man om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen op grond waarvan het vergoedingsrecht van de vrouw jegens de gemeenschap niet (of niet volledig) geldend kan worden gemaakt. Dat is bijvoorbeeld het geval voor zover uit het gemeenschapsvermogen privéschulden van de vrouw zijn voldaan, of indien uitdrukkelijk of stilzwijgend is afgesproken dat de vrouw met betrekking tot bepaalde uitgaven ter zake van gemeenschapsschulden geen aanspraak op vergoeding heeft, ook al zijn die uitgaven geheel of ten dele gefinancierd uit aan haar toekomend vermogen. Voorts is denkbaar dat de vrouw minder heeft bijgedragen aan de kosten van de huishouding dan waartoe zij in haar verhouding tot de man op grond van art. 1:84 BW gehouden was. In dat geval heeft (niet de gemeenschap maar) de man aanspraak erop dat de vrouw het tekort aan hem vergoedt. Een dergelijke vordering op grond van art. 1:84 BW is in deze zaak echter niet aan de orde. De Hoge Raad doet de zaak zelf af. De stukken van het geding laten geen andere conclusie toe dan dat de man slechts heeft gesteld dat het bedrag van de schenkingen is besteed aan de huishouding, vakanties en consumptieve uitgaven. Die stelling is geen afdoende verweer tegen de vordering van de vrouw, nu die uitgaven de voldoening van gemeenschapsschulden betreffen en daarom niet afdoen aan het vergoedingsrecht van de vrouw. Dit leidt ertoe dat het hof ten onrechte de vordering van de vrouw heeft afgewezen. De Hoge Raad zal het vonnis van de rechtbank, waarin de vordering van de vrouw is toegewezen, alsnog bekrachtigen.
Meer informatie:
- HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:504
- Estate Planner Digitaal 2019/10, in welk artikel mr. P.J.T. van Gompel deze uitspraak analyseert. Als abonnee van Estate Planner Digitaal vindt u het artikel hier, een samenvatting vindt u hier.
N.B.: In onze toepassing Testamentmodellen is in alle varianten van de uitsluitingsclausule rekening gehouden met de situatie dat het uitgesloten vermogen is aangewend voor consumptieve bestedingen. Daarin is opgenomen dat een echtgenoot met betrekking tot consumptieve bestedingen geen aanspraak op vergoeding heeft, ook al zijn die uitgaven geheel of ten dele gefinancierd uit aan hem/haar toekomend vermogen.
Naar jurisprudentie overzicht