HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:476
24-04-2020 | Categorie: Jurisprudentie
Hoge Raad past slechts evenredige vermindering toe bij samenloop erf- en schenkbelasting
Moeder schenkt op 31 maart 2015 € 5.000 aan belanghebbende en op 23 december 2015 € 80.000. Hierover moet belanghebbende in totaal € 7.972 aan schenkbelasting betalen. Moeder overlijdt op 20 april 2016. Belanghebbende verkrijgt € 25.358 uit haar nalatenschap. Rekening houdend met de schenking van € 80.000, bedraagt de totale erfrechtelijke verkrijging van belanghebbende € 105.358 (art. 12 SW). Hierover is € 8.521 aan erfbelasting verschuldigd. De inspecteur verlaagt de aanslag erfbelasting vervolgens ambtshalve met € 6.470 ((€ 80.000 / € 105.358) x € 8.521) in verband met de betaalde schenkbelasting (art. 7 lid 2 SW), zodat een aanslag erfbelasting resteert van € 2.051. Belanghebbende is het niet eens met deze evenredige vermindering. Hij is van mening dat de volledige schenkbelasting moet worden verrekend (€ 7.972).
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur ten onrechte een evenredige vermindering van de betaalde schenkbelasting toepast. Uit de wettekst van art. 7 lid 2 SW volgt volgens het hof namelijk dat de schenkbelasting in mindering strekt op de erfbelasting. Het hof is het echter ook niet eens met belanghebbende dat de volledige schenkbelasting kan worden verrekend, omdat ook rekening moet worden gehouden met de schenking van € 5.000. Het hof stelt de vermindering vervolgens vast op € 7.503 ((€ 80.000 / € 85.000) x € 7.972). Het hof verlaagt de aanslag erfbelasting naar € 1.018.
In tegenstelling tot het Hof heeft de Hoge Raad de berekening van de inspecteur gevolgd. De in dit geval geboden overeenkomstige toepassing van art. 7 lid 2 SW leidt ertoe dat de over de schenking van € 80.000 verschuldigde schenkbelasting van € 7.972 in mindering kan komen op de erfbelasting tot maximaal het bedrag van de over die € 80.000 verschuldigde erfbelasting. In dit geval is bij de overeenkomstige toepassing van art. 7 lid 2 SW van belang dat voor de erfbelasting in 2016 een hogere vrijstelling (€ 20.148) gold dan in 2015 voor de schenkbelasting (€ 5.277). Verder komt nog de vraag aan de orde hoe de geheven schenkbelasting moet worden toegerekend als de begiftigde eerder in het betreffende kalenderjaar (maar buiten de 180-dagentermijn) nog een andere schenking heeft ontvangen. Volgens de Hoge Raad brengt art. 27 SW mee dat de schenkbelasting naar evenredigheid moet worden omgeslagen over de schenkingen.
Meer informatie:
- HR 3 april 2020, ECLI:NL:HR:2020:476
- Estate Planner Digitaal 2020/10, in welk artikel mr. dr. K.M.L.L. van de Ven deze uitspraak analyseert. Als abonnee van Estate Planner Digitaal vindt u het artikel hier, een samenvatting vindt u hier.
Naar jurisprudentie overzicht