HR 22 november 2013, ECLI:NL:HR:2013:1206 (en 1209/1210/1211/1212)
22-11-2013 | Categorie: Jurisprudentie
Bedrijfsopvolgingsfaciliteit in de Successiewet is NIET in strijd met het gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod
De Hoge Raad heeft geoordeeld in vijf zaken die zien op de vraag of toepassing van het internationaal verankerde gelijkheidsbeginsel en discriminatieverbod betekent dat ook (bepaalde) particuliere verkrijgingen krachtens erfrecht of schenking moeten delen in de gefacilieerde wettelijke behandeling bij verkrijging van ondernemingsvermogen, bekend als de bedrijfsopvolgingsfaciliteit.
Volgens de Hoge Raad verbiedt het internationale gelijkheidsbeginsel niet iedere ongelijke behandeling van gelijke gevallen, maar alleen die waarvoor een redelijke en objectieve rechtvaardiging ontbreekt. Dit betekent dat alleen sprake is van verboden discriminatie indien het gemaakte onderscheid geen gerechtvaardigde doelstelling heeft, of indien er geen redelijke verhouding bestaat tussen de maatregel die het onderscheid maakt en het daarmee beoogde gerechtvaardigde doel. De internationale normen laten de wetgever op fiscaal gebied hierbij in het algemeen een ruime beoordelingsvrijheid. Als het niet gaat om onderscheid op basis van aangeboren kenmerken van een persoon, zoals geslacht, ras en etnische afkomst, dient de keuze van de wetgever te worden geëerbiedigd, tenzij het van redelijke grond ontbloot is. Dit laatste kan niet snel worden aangenomen.
De wetgever heeft de bedrijfsopvolgingsfaciliteit in het leven geroepen omdat de heffing van (thans) erfbelasting en schenkbelasting bij de verkrijging van ondernemingsvermogen liquiditeitsproblemen kan oproepen, waardoor de continuïteit van ondernemingen in gevaar kan komen. De wetgever heeft hierbij in het bijzonder familiebedrijven op het oog gehad. Die bedrijven zijn van belang voor behoud en groei van de werkgelegenheid, behoud van economische diversiteit en voor stabiliteit. Daarnaast heeft de wetgever het ondernemerschap willen stimuleren. Dit zijn volgens de Hoge Raad gerechtvaardigde doelstellingen. De bedrijfsopvolgingsfaciliteit is volgens de Hoge Raad bovendien niet van redelijke grond ontbloot. De wetgever mag zich bij de keuze baseren op veronderstellingen omtrent het probleem en de gekozen oplossing, mits deze veronderstellingen niet evident onredelijk zijn.
Meer informatie:
Naar jurisprudentie overzicht